De kip is een dier dat in haar omgeving door lonkgedrag zorgt dat ze gezelschap krijgt. Kippen kunnen wispelturig zijn, ze hebben veel behoefte aan bewegingsvrijheid en bakenen actief hun territorium af. Dat maakt dat een kip bij wie er inbreuk wordt gedaan op het territorium, zich indiscreet benaderd voelt. Dat veroorzaakt een crisis in de identiteit, met narrig gedrag tegenover soortgenoten als gevolg. De geluiden die de kip daarbij uitstoot zijn hoger dan normaliter het geval is bij een kip die het eigen territoriumgebied kan handhaven, of die na overleg andere kippen toestaat haar territorium te betreden. Kippen houden er van om van dichtbij naar dingen te kijken, secuur van aard als ze zijn, en zich op te werpen om zaken uit te graven die hen voor ogen komen, maar ze kunnen ook snel hun aandacht weer verliezen. Na wat gepik en gezoek willen ze zich weer op een ander voorwerp richten dat op 2 cm afstand van het vorige kan liggen, dus ze hoeven niet meteen een lange afstand te overbruggen.
Kippen zijn graag alleen en mengen zich pas onder andere kippen als ze dat zelf willen. Dat houdt in dat een kip die zichzelf daarin niet gerespecteerd voelt, aan zelfbeklag gaat lijden. Met als gevolg dat zij zich, vanuit haar eigen narrige humeur van dat moment, buitengewoon hebzuchtig kan gedragen naar andere kippen toe. Als een kip in haar behoefte tot handhaving van de eigen identiteit opnieuw territoriumdrang in zich voelt opkomen, kan zij daardoor ook andere kippen gaan beschadigen, emotioneel of lijfelijk, en vaak een combinatie van beide.
Kippen kunnen zich ook heel snel uitgestoten voelen als ze met gezag van andere kippen naar hen toe te maken krijgen. Zo kan, als een andere kip ongevraagd hun territorium betreedt, hun ego een knak oplopen. Het zijn heel sensitieve dieren die daar heel gevoelig op reageren. In het contact met de andere kippen verleggen ze dan hun grenzen, teneinde hun identiteit te kunnen handhaven. Het voelt als opgeschroefd, emotioneel narrig gedrag, wat haast ten koste van henzelf gaat.
Kippen zijn sensitief afgestemd zijn op de luchtgevoeligheid om hen heen. Een zwoele zomerlucht vinden ze heerlijk. Ze genieten van rondzoemende insecten en ze houden van rul zand. Aarde die aan hun poten blijft kleven is ze een doorn in het oog. Als de kip zich genoeglijk voelt, deinen de staartveren een beetje achter haar aan. Als ze kordaat loopt, een beetje hipperig, dan voelt ze zichzelf geliefd. En als ze de nekspieren strak omhoog houdt, loopt ze gericht kijkend rond en ervaart ze haar innerlijke gezag. Hennen, maar ook hanen, die voortdurend nekbuigingen en allerlei draaiingen maken, voelen zich veel minder op hun gemak. Van die kippen is de identiteitswaarde aangetast.