Bijen hebben een natuurlijke drang tot onderzoeken en zijn bereid om veel werk te verrichten. Ze zijn zeer verfijnd afgestemd op kleurenpracht en geurvibratie. Ze scheppen er genoegen in om over elkaar heen te zweven, daarmee beelden zij hun volkgevoelszin, hun familiezin uit. Het delen van geurgenot, het verzamelen van nectar, de andere bijen inseinen waar nectaroverschot is en waar nieuwe verrukkelijke velden zijn, toont hun onderlinge verbondenheid en solidariteit. Ze hebben de drang om zich gezamenlijk te bewegen. Als enkelingen zich losmaken van de groep heeft dat een functioneel karakter, namelijk het onderzoeken of de kring van bijen zich kan uitspreiden over een gebied dat de moeite waard is of om de andere bijen te laten genieten van wat ze gevonden hebben.
Een bij bekommert zich niet om gevaar van buitenaf. Hun wereld is in die zin vrij eenvoudig. Ze ervaren zichzelf als een natuurlijke eenheid, ook in het samenzijn met hun volk. Aantasting van hun natuurlijke belevingsveld wordt als een ramp ervaren en maakt de bij ziek.
Met hun gegons schrijven bijen als het ware hun geschiedenis in de lucht en etsen ze hun levenspatroon in de ether. Ze hebben een heel verfijnd antennesysteem dat zeer trillingsgevoelig is. Door windvlagen, een hoge concentratie stofdeeltjes en/of een overvloed aan geluidsfrequenties raken ze volledig van slag.
Ze hebben hele sensitieve pootjes waar gemakkelijk dingen aan kunnen blijven hangen, ook waterdruppeltjes. Hun voetzooltjes zijn voorzien van tastorganen; daarmee raken ze meeldraden en bloemblaadjes vlinderlicht dansend aan.
Al zoemend over elkaar heen vliegend, creëren ze met elkaar ‘muziek’. Dat doen ze meestal tegen de avond, als aangename bezigheid voor het slapengaan. Je zou het ook een soort ‘geluksdans’ kunnen noemen waarbij zij zingend en dansend hun samenzijn en hun gevoel van voldoening tot uitdrukking brengen. De koningin heeft vanuit haar centrale positie binnen de kolonie bijen, een verbindende functie, als gezonde ‘kern van levenslust’ in hun midden.
De belangrijkste bestemming van de bijen is het overbrengen van stuifmeel en zaad van plant tot plant. Daarmee dragen ze zorg voor de bevruchting van gewassen en zijn ze dienstbaar aan nieuwe plantengroei. Het produceren van honing is slechts een nevenactiviteit en in eerste instantie bedoeld als voorraad om zelf in de winter te kunnen overleven.