Een vraaggesprek met Marieke de Vrij
Het overheidsbeleid dat gericht is op het indammen van de jaarlijks terugkerende vogelgriepuitbraken is gericht op monitoring -het regelmatig testen op de aanwezigheid van vogelgriep- en preventie middels een ophokplicht en bedrijfshygiëne. Bij een uitbraak van de ziekte is het beleid een vervoersverbod en het preventief ruimen van pluimvee. Bij deze laatste maatregel worden gezonde dieren binnen een straal van 1 km van besmette bedrijven preventief gedood en vernietigd, ook al is de besmettingsbron een laagpathogene vogelgriep. Een ophok- en afschermplicht voor kippen, eenden en kalkoenen heeft vergaande gevolgen voor het welzijn van dieren. Hun ruimte voor natuurlijk gedrag wordt verder ingeperkt, voor zover daar al ruimte voor was. Bovendien is sterven als gevolg van een dodelijk vogelgriepvirus vanuit het oogpunt van dierenwelzijn een vreselijke ervaring voor het betreffende dier. Daarom neemt de roep voor preventief vaccineren toe. De meeste varianten van de vogelgriep zijn overigens niet dodelijk. De houders van hobbydieren hebben als belangrijke argumenten voor vaccineren dat ze vele jaren geïnvesteerd hebben in het fokken van specifieke rassen en dat ze meestal kleine aantallen dieren hebben met minder infectiedruk. De grotere commerciële pluimveebedrijven, waar de infectiedruk veel groter is, zijn wat meer terughoudend in grootschalig vaccineren omdat ze vrezen voor exportbeperkingen. Dierlijke producten van gevaccineerde dieren worden in het buitenland vaak geweigerd. Een andere afweging bij wel of niet vaccineren is de onduidelijkheid of de ontwikkelde vaccins ook werken tegen de meest voorkomende gemuteerde varianten van het virus. Vaccineren van pluimvee is daarom niet in alle gevallen effectief. Verder speelt vanuit praktische overwegingen dat het heel lastig is om in twee weken tijd al het pluimvee in Nederland te vaccineren. Dat heeft te maken met het gegeven dat we bijna honderd miljoen stuks pluimvee in Nederland hebben. Die zouden dan binnen twee weken tijd twee keer gevaccineerd moeten worden. Dat is niet uitvoerbaar. Vooral vanuit economische belangen is er tot nu besloten om niet te vaccineren, maar de roep voor vaccineren wordt wel luider, vanuit de hobbyboeren ter bescherming van hun levenswerk en vanuit het oogpunt van de volksgezondheid ter preventie van de overdracht van voor mensen besmettelijke, zelfs dodelijke varianten van de vogelgriep.
Vraag is wat zijn de belangrijkste argumenten om pluimvee wel of niet te vaccineren tegen vogelgriep, maar dan bezien vanuit de geestelijke wereld?
Marieke de Vrij: Op het diepste niveau van waarnemen, dat sluit aan bij eerdere inspiraties die ik al vrijgegeven heb, is het grootschalig bijeenhouden van dieren van één diersoort buitengewoon kwetsbaar. En het vaccineren is de afleiding daarvan. Dus de oproep voor kleinschalige veehouderijbedrijven, waaronder kippenhouderijen, dient de hoogste prioriteit te krijgen om excessen voor te zijn en de verspreiding van dodelijke ziektes tegen te gaan. Dit geldt voor kippen, maar die ziekten kunnen ook overslaan naar mensen die verblijven in de nabije omgeving van intensieve kippenhouderijen. Doordat de varianten van de vogelgriep sterk wisselend zijn biedt vaccinatie slechts een tijdelijke oplossing. Nieuwe varianten kan men niet blijvend voor zijn, waardoor het roeien is met de riemen die men heeft. Het is duidelijk dat je tegen de stroom op iets acteert vanuit een onheus belevingsveld van veiligheid creëren. De tijd die voor ons ligt geeft daar de afrekening van. Daar kan ik het dus bij laten.
Dus schijnveiligheid voor de langere termijn.
Je kan ervoor kiezen om de vaccinatie van hobbypluimvee toe te laten voor het plezier van de hobbyboeren, maar in zekere zin is dat ook met hetzelfde risicogehalte. Dus in die zin kan je beter voor de grotere lijn gaan dat de wijze waarop de kippenhouderijen werken onverantwoord is. En zeker gezien de expansiedrang van sommige kippenboeren is het als het ware een smeulend vuur wat nog verder op kan gaan laaien.
Kortom een oproep om verdere expansie van de pluimveehouderij aan banden te leggen én een pleidooi voor kleinschalige wijze van pluimvee houden. Een aanvullende vraag heeft te maken met het opbouwen van immuniteit: Klopt het dat wanneer er niet gevaccineerd wordt en er toch een besmetting komt, dat de soort er dan sterker uit komt door de natuurlijke immuniteit die bij de overlevende kippen ontstaat? En dat er anders een verzwakking van de soort plaatsvindt?
Marieke: Uiteindelijk is dat zo, maar het leidt ook voor een deel naar ras vervaging, omdat de specifieke kenmerken die de kip eigen zijn aangetast worden, met als gevolg dat bijvoorbeeld snavelgroei, gevederte, maar ook loopbehoefte en mogelijkheden sterk kunnen gaan veranderen. Dat houdt in dat de rassen diversiteit aangetast wordt en daarmee bepaalde kippenrassen overleven en andere kippenrassen geheel te niet gedaan worden.
Dus we hebben het nu over het ontstaan van natuurlijke immuniteit bij niet vaccineren, daarvan zeg je dat sommige kippenrassen zullen overleven maar dat andere kippenrassen het niet redden. Begrijp ik dat goed?
Marieke: Ja, omdat bij bepaalde kippenrassen hun immuunsysteem niet opgewassen is tegen de varianten van de vogelgriep die nog gaan verschijnen. Ik ga kijken of ik toch nog wat meer informatie mag ontvangen, want dit is hele heldere en duidelijke informatie, maar ik kan mij voorstellen dat die aanleiding kan zijn voor een schrikreactie voor de mensen die dit lezen. “Kippenrassen die voederbereid zijn om zich niet samen te scholen maar uit te lopen ter voedselverkenning, die niet zichzelf noodzakelijk veilig houden te midden van anderen maar uitzonderlijk ondekkingsgezind zich separeren van groepsvorming en daarmee ook voedsel toe-eigenen wat minder voorkomend is in de pluimveehouderij, met name die rassen zullen zich minder makkelijk kunnen weren wanneer de vogelgriep hen overvalt. Zij zijn door de uitwerking van de onderlinge samenhang van de groepsvorming minder in staat zichzelf individueel weerbaar op te stellen.”
Kippenrassen waarbij de kippen meer individueel leven en solistisch op zoek gaan naar voedsel zijn dus vatbaarder voor de vogelgriep.
Marieke: “Het is zo dat dieren die zich in een groep meer vereenzelvigen met elkander als het ware de ziekteverschijnselen die onderling gaande zijn, beter fysiek in hun eigen lichaam uitwerken en daar immuun voor raken. Maar de kippenrassen die de neiging hebben om zich eigenzinnig te tonen en minder uit zijn op groepsaanpassingen, dat zijn ook de kippenrassen die zich minder weerbaar opstellen tegen de nieuwe varianten van de vogelgriep die nog gaan komen.” “Zo ook de kippen die wat ‘pik-grager’ zijn naar soortgenoten omdat ze een zware territoriumdrang hebben. Dan heb ik het niet persé over kippen die permanent heel dicht op elkaar moeten leven, wat veelvoorkomend is, maar over de kippenrassen die meer vrijer leven en ‘pik-grager’ zijn.”
Waarom zijn deze dieren ook kwetsbaarder?
Dat heeft te maken met het verschijnsel dat ze de nabijheid van elkaar niet lang trotseren omdat ze eigengereid zijn en daarmee ook onafhankelijkheid betoon nastreven en daardoor ook minder, ik zou zeggen, de varianten van ziektebeelden die hun groep actief zijn mee uitzieken. Het zijn juist de kippen die -binnen hun natuurlijke behoeften-dichter op elkaar leven die sneller immuun worden (groepsimmuniteit), omdat die indirect elkaars ziektes meemaken. Doordat ze daar licht door aangeraakt worden, net zoals vaccinatie dat doet, wordt het immuunsysteem al opgeroepen om zich daartegen te gaan weren. Dit geldt voor diersoorten in het algemeen en in dit geval voor de kip, maar ook voor mensen. Dus het heeft vooral met de mate van eigenzinnigheid te maken, met afzonderingsgedrag en territorium bewaking. Een indirect gevolg daarvan is dat ze minder immuun zijn voor overdraagbare ziekten omdat de groepsimmuniteit hen niet voldoende aanraakt.
In de huidige intensieve pluimveehouderij wordt steeds vaker gebruik gemaakt van hybride kippen. Dat zijn kruisingen tussen verschillende kippenrassen met een specifiek doel, bijvoorbeeld het nastreven van maximale eierproductie.Zijn deze kippen dan extra gevoelig voor de vogelgriep of juist minder door de kruisingen die hebben plaats gevonden?
Marieke: Het is afhankelijk van hoe de kruisingen hebben plaatsgevonden, en daarover kan het volgende benoemd worden: “Kruisingen die plaatsgevonden hebben ter versterking van de soort in algemene zin, dus niet om specifiek de eierproductie te vergroten, kunnen nadelig uitpakken wanneer men daarmee bewerkstelligt dat het dier buiten proportioneel groeit en (te) spaarzaam omgaat met de inname van voedsel. Deze kruisingen zijn vanuit mens-eigenbelang gesorteerd. De kruisingen die plaatsvinden met als enig doel de eierproductie te vergroten, en die daarmee invloed hebben op de geslachtswerking van het dier zelf, hebben als bijverschijnsel dat deze dieren zich buitengewoon ‘uitgewoond’ gaan voelen. De buitenproportionele eierproductie vindt immers plaats middels hun fysieke eigenheid. Dit creëert lankmoedigheid en maakt dat de nieuwe diersoort zich niet erkend weet vanuit de natuurlijke staat van leven die deze zelf zou voorstaan.”
Ter verduidelijking: Lankmoedigheid is het aanvaarden van dat wat onomkeerbaar is. Dieren tonen een lang uithoudingsvermogen in het accepteren van zaken die natuurlijkerwijze op hun pad komen. Is er geen uitweg of alternatief, dan leggen zij zich erbij neer en aanvaarden bijvoorbeeld te sterven bij gebrek aan water of ze aanvaarden binnen hun territorium het leiderschap van een ander. Als dieren in de vrije natuur weten dat ze zullen sterven bij droogte, is er moed nodig om dat aan te gaan. En er is moed nodig bij oudere dieren als ze achtergelaten worden bij kuddes om te sterven. Moed is: op allerlei niveau aanvaarden dat het onvermijdelijke dient te gebeuren en soms zelfs dat een moederdier het jong dood bijt om het lijden van het dier te besparen. Er is een bepaalde wetmatige koppeling tussen moed en aanvaarden wat is: zonder strijd ergens in gaan, terwijl de pijn van de ervaring voelbaar is.
Marieke: In de meeste veehouderijen zijn de leefomstandigheden voor dieren dier-oneigen en daarmee laten ze desolaatheid achter in het belevingsveld van de nieuwe dierenrassen.Men dient hier zeer oplettend mee te zijn, want dieren die zichzelf steeds meer desolaat beleven creëren ziektekiemen die in de toekomst neer kunnen slaan op de mens.
Dat is schokkend om te horen gezien het feit dat er steeds meer hybriderassen ontstaan, niet alleen bij legkippenhouderijen, maar ook bij de vleeskippenhouderijen. Daar is een ondermijning van de raszuiverheid steeds meer in het geding.