Schaalverkleining is een voorwaarde voor duurzaamheid

Het besef is doorgedrongen dat schaalvergroting over acceptabele grenzen is heengegaan. Er is niet alleen sprake van lokale milieuoverlast en landschaps-aantasting, maar ook van risico’s voor de volksgezondheid. En steeds vaker worden er ook fundamentele vragen gesteld ten aanzien van dierenwelzijn en ethisch handelen, zoals: ‘Zijn dieren in grote stallen niet te zeer ontdierlijkte, technische productiemiddelen geworden?’Eind 2011 heeft het kabinet besloten geen wettelijke grens te stellen aan de grootte van megastallen en de verantwoordelijkheid neer te leggen bij gemeenten en provincies. Najaar 2012, net voor zijn vertrek als staatssecretaris, heeft Henk Bleker van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie (EL&I) aangegeven dat een ‘ongebreidelde groei’ van veehouderijen niet gewenst is en dat hij zeer grootschalige en sterk geïndustrialiseerde bedrijven niet wenselijk acht. Maar over welke aantallen heeft hij het dan?

Wat zijn megastallen?

Er is nogal wat spraakverwarring over wat megastallen zijn. Dat maakt de discussie lastig. Onderzoeksinstituut Alterra van de Landbouw Universiteit Wageningen hanteert als omschrijving:
‘Bij megastallen gaan we uit van grote aantallen dieren op één locatie, al of niet van één ondernemer. Dit betekent één grote stal, eventueel met meerdere verdiepingen of een concentratie van kleinere stallen op het erf.’

Aantallen dieren voor de term megastal (bron: Alterra, 2007)

Melkkoeien 250

Vleeskalveren 2500

Fokvarkens (zeugen) 1200

Vleesvarkens 7500

Leghennen 120.000

Vleeskuikens 220.000

Deze aantallen komen, voor alle productierichtingen, overeen met een economische omvang van ongeveer 300 NGE (Nederlandse Grootte Eenheid, een maat voor de economische omvang van een bedrijf). Bij deze aantallen worden de agrarische bouwblokken, die doorgaans 1 a 1,5 ha bedragen, maximaal benut. Uiteraard is dit wel afhankelijk van het gekozen huisvestingssysteem en het al of niet aanwezig zijn van verdiepingen. Veehouders zouden bij deze aantallen een goede kostwinning hebben.De door voormalig staatssecretaris Bleker voorgestelde normen van het maximum aantal dieren per bedrijf gaan uit van veel grotere aantallen dieren per bedrijf: tot meer dan het vijfvoudige van de gemiddelde omvang van de huidige bedrijven (zie kader).

Het maximum aantal dieren voor de voorgestelde ‘mega’normen:

Melkkoeien 500, Vleeskalveren 2000, Zeugen 2000, Vleesvarkens 10.000, Leghennen 175.000, Vleeskuikens 240.000, Melkgeiten 2000

Megastallen, een beproeving voor het dier

Marieke de Vrij zegt daarover: “Veel groei is dood groei. Innerlijke waarden verzwakken, dier on-eigen gedrag neemt toe en de vleesprijs wordt onderuit gehaald. Zowel mensen als dieren kunnen slechts een beperkt aantal soortgenoten om zich heen verdragen om verbinding en geborgenheid mee aan te gaan. Iedere diersoort heeft een grens waarbij dat niet meer kan.Bij koeien is dat bij ongeveer 45 dieren en maximaal bij 60 tot 80, afhankelijk van de omgeving en situatie. Boven deze aantallen is het onmogelijk om in verbinding te leven met grotere aantallen dieren. Stallen waarin dieren te dicht opeengepakt leven en waar onvoldoende lig- en loopruimte is, maken het leven van die dieren in relatie tot hun soortgenoten onnatuurlijk. Voldoende bewegingsruimte is essentieel. Een dier dat geen beweging kent, verstrakt in al zijn organen en wordt ‘bewegingsmoe’. Het gevolg is: desorientatie, erupties in de stoelgang en dofheid in het gelaat.”

Sluipenderwijze verandering van dier-eigen gedrag 

Marieke de Vrij: “Er is een langzame verschuiving gaande waarin landbouwdieren wispelturiger worden, kopstoten gaan uitdelen aan collegakoeien, minder gewillig gedrag vertonen – zelfs opstootjes uitlokken – en niet meewerken aan wat de veehouder wil. Ze raken die ‘laissez faire’ houding kwijt en kunnen onverwachts reageren vanuit een zekere stuurloosheid die als het ware bij hen oprispt.”Bij varkens en kippen zijn nog veel grotere aantallen in eenzelfde ruimte ondergebracht. Daar is dier-eigen gedrag al langere tijd aan het veranderen. Door verveling vertonen de dieren kannibalistisch gedrag. Ter voorkoming van kannibalisme worden bij kippen de snavels geknipt en bij varkens de staartjes gecoupeerd.We raken ons natuurlijke gevoel ten aanzien van de schepping kwijt en het geeft waardenverlies. We beschouwen dieren als economische productie-eenheden en realiseren ons niet meer dat dieren medeschepselen zijn.

Negatieve gevolgen van grootschalige stallen

  • Door te grote aantallen dieren is er geen individuele zorg meer mogelijk. Mens en dier vervreemden van elkaar, terwijl mensen dieren nodig hebben voor hun geestelijke ontwikkeling.
  • Vanuit de mest komt ammoniakdamp vrij en deze veroorzaakt bij grote concentraties oogklachten en longproblemen bij de dieren. Omdat er minder zuurstof in de lucht zit, moeten zij vluchtiger ademhalen en daarnaast raken de trilharen van de ademhalingswegen verlamd. De functie van de trilharen is het opvangen van virussen, bacteriën en andere stoffen die niet goed voor de longen zijn. Doordat de trilharen niet meer werken, is besmetting veel sneller een feit. Goede ventilatiesystemen kunnen het probleem slechts voor een deel beperken.
  • Door grote concentraties dieren neemt de kwetsbaarheid voor dierziektes toe. Ter voorkoming hiervan worden o.a. antibiotica preventief toegediend, met ernstige risico’s voor de volksgezondheid. 
  • Via ventilatiesystemen worden fijnstof, ziektekiemen en ‘geurstoffen van dieren’ uitgestoten die schadelijk zijn voor de volksgezondheid. Er is een grotere uitstoot met verdergaande consequenties dan men zich nu realiseert.
  • Dieren die geen natuurlijk leefklimaat hebben, krijgen een negatieve gelatenheid over zich. Hun levenszin neemt af en het aantal miskramen neemt toe. Ook door de eentonigheid van diersoorten vervlakt de levendigheid. Dieren hebben een natuurlijke leefomgeving en meerdere soorten dieren om zich heen nodig.
  • Door te grote aantallen in één ruimte kunnen ze niet meer telepathisch communiceren. Dit geldt met name voor kippen. Als dieren zichzelf niet meer kunnen ervaren en geen werkelijk contact meer hebben met soortgenoten vereenzamen ze, zelfs te midden van 10.000 soortgenoten in dezelfde stal.
  • Door dier-oneigen huisvestingssystemen ontstaat er bij dieren een innerlijke weerstand tegen hun productie, hun weerstandsvermogen verslechterd hierdoor en dit heeft ook indirect consequenties bij de mens. De Q-koorts en BSE zijn daar voorbeelden van.
  • Veel stallen hebben betonnen (rooster)vloeren die hoef- en beengebreken veroorzaken. Door hoefdegeneratie gaat de wervelkolom verzakken en raken heupgewrichten steeds meer ontwricht. Potstallen met strooisel als ondergrond zijn beter voor de hoeven; dieren glijden minder snel uit, en daarbij wordt ammoniak gebonden door het stro en is de mestkwaliteit veel beter (de C/N verhouding).
  • Ter bevordering van de rust worden sommige diersoorten, zoals vleesvarkens, in het donker gehouden. Bij andere diersoorten, zoals legkippen en melkvee, wordt de productie juist gestimuleerd met bijverlichting. Hierdoor wordt het natuurlijke dag- en nachtritme van de dieren verstoord. Voor deze dieren is een goede nachtrust essentieel. Ze hebben een andere nachtherinnering dan mensen. In slaaptoestand verwerken ze langzaam hun dagherinneringen. Na een goede nachtrust ontwaken ze in een frisse staat en zijn ze ontspannen, zeer aaibaar en schrikken ze niet snel. Bij volledige verduistering, gedurende de nacht én de dag, raken ze verstoord.
  • In stallen zonder uitloop is de benodigde bewegingsruimte veel te gering. Dit geldt voor kippen en varkens, maar ook voor koeien. Een koe heeft om zich heen een cirkel met een middellijn van 3 meter nodig om zich goed te voelen en een vrijheidsgevoel te ervaren.
  • Grote stallen tasten het landschappelijk schoon en uitzicht aan.
  • Grootschalige dierhouderij in Nederland is afhankelijk van veevoederimport uit andere landen en continenten. Daarmee worden mineralenkringlopen op mondiaal niveau verstoord en heeft Nederland nog steeds een mestoverschot.
  • Een aanzienlijk deel van de dierlijke drijfmest spoelt na het uitrijden uit naar het grondwater en draagt bij aan de watervervuiling.
  • Het aantal (kleinere) agrarische gezinsbedrijven in de veehouderij neemt schrikbarend snel af. Betrokken veehouders verliezen hun zingeving en hun inkomen.

Agrarische gezinsbedrijven

Zowel de veehouders als de dieren in de veehouderij hebben baat bij kleinschalige bedrijven. Door de schaalvergroting verliezen steeds meer boerengezinnen, met name de kleinere bedrijven, hun bestaan en kostwinning. De agro-industrie (veevoederbedrijven en verwerkende industrieën) krijgen steeds meer invloed en nemen het roer over. Buitenproportionele, industriematige megastallen, stallen die niet beantwoorden aan het natuurlijke leven van de dieren, zijn het gevolg. De middelgrote bedrijven gaan over tot schaalvergroting, uit angst het anders niet te redden, terwijl bij gewijzigd beleid er voor heel veel meer agrarische bedrijven een toekomst is weggelegd. Is dit een ontwikkeling die wij en ook de Landbouworganisaties voorstaan?Het merendeel van de veehouderijen én van de consumenten heeft grote baat bij kleinschaligere bedrijven en een directere band met de consument. Schaalverkleining is een voorwaarde voor duurzaamheid, in tegenstelling tot de stelling dat duurzaamheid alleen te realiseren is bij grootschaligheid. Hoe groter de stallen, hoe meer dieren en des te groter de concentratie van milieuproblemen (meer mest- en ammoniakproductie) en gezondheidsproblemen voor omwonenden (stofuitstoot en verspreiding van ziektekiemen). Hoe groter de concentratie van dieren, hoe moeilijker om tegemoet te komen aan elementaire welzijnseisen als vrije uitloop, bewegingsruimte en het intact laten van het dier (geen snavels kappen en staarten knippen). Ruimte voor natuurlijk gedrag van dieren vraagt minder kunstgrepen om ze gezond te houden.

Oproep aan de politiek

De markt- en ketenpartijen (veehouderijen, verwerkende industrieën en grootwinkelbedrijven) zijn niet in staat om zelf daadkrachtige veranderingen en vernieuwingen t.a.v. duurzame veehouderij door te voeren. Dat vraagt een kordaat optreden van de politiek, zowel landelijk als op provinciaal en plaatselijk niveau.

Stop de expansiedrift van de grote ondernemingen en faciliteer duurzame veehouderij die rekening houdt met dierenwelzijn én landschapsschoon én milieu én volksgezondheid én sociale dimensies. Maak van Nederland een gidsland dierenwelzijn, ook op Europees niveau.

De huidige politiek is besluiteloos en enigszins geremd omdat voorgangers hebben nagelaten hun verantwoordelijkheid te nemen. Als megastallen nu gedoogd en geaccepteerd zullen worden, dan is er voorlopig geen weg meer terug. De minister voor Landbouw, de provinciale statenleden en de gemeenteraadsleden zijn nu aan zet.

Wat kun je als consument doen?

Ook consumenten hebben een eigen verantwoordelijkheid. Je kunt die verantwoordelijkheid nemen door:

  • Stoppen met vlees eten: vegetarisme is een prima alternatief.
  • Indien je vlees wilt blijven nuttigen: gebruik maken van diervriendelijk en ecologisch geproduceerd vlees en daarvoor een ‘eerlijke’ prijs betalen.
  • Bezwaren indienen tegen de bouw van nieuwe megastallen.
  • Reageer kritisch op nieuw lokaal en provinciaal beleid.

In 2001 gaf het rapport ‘Toekomst voor de veehouderij’ van de Commissie Wijffels al aan dat het vijf voor twaalf is. Hoe laat is het nu?

Inspiraties van Marieke de Vrij (Maatschappelijk Raadsvrouw St. De Vrije Mare),
bewerkt door Wim Van Oort (Ambassadeur Dierenwelzijn St. De Vrije Mare), maart 2013.

 

Deel dit!

Deel dit bericht met geïnteresseerden