Weidevogels sieren met hun geluid, kleuren en bewegingen al eeuwen lang onze landschappen met een bepaalde sfeer die verder gaat dan alleen maar een lentegevoel. De vibratie die in de lucht hangt en de levendigheid die daar vanuit gaat, roepen bijzondere gevoelens op en hebben een positieve invloed op het welzijnsgevoel van heel veel mensen.
De laatste decennia nemen veel soorten weidevogels sterk in aantal af. Sinds 2000 is de jaarlijkse afname opgelopen tot 5%. Het lukt veel weidevogelsoorten niet meer om voldoende jongen groot te brengen. Als belangrijke oorzaken worden genoemd: de schaalvergroting in de landbouw, het vroeger in het jaar maaien, het gebrek aan geschikt voedsel voor de kuikens, veel onrust tijdens en na het maaien van grote aaneengesloten oppervlakten grasland (voor half mei), roofdieren, en de ‘verrommeling’ van het platteland.
Welke oplossingen bieden de mogelijkheid om het tij te keren?
Marieke de Vrij geeft hierover haar inzichten.
Van nestbescherming naar kuikenbeheer
Inspanningen van boeren en vrijwilligers hebben er toe geleid dat de afgelopen 10 jaar het aantal beschermde nesten en het uitkomstpercentage in veel gebieden zijn toegenomen. Het aantal kuikens dat overleeft is echter gering. Dit is voor menige boer en weidevogelbeschermer teleurstellend en demotiverend. Wat is er nodig om de overlevingskansen van kuikens te vergroten? Volgens Marieke de Vrij spelen beschutting, voedsel en rust daarbij een grote rol.
De afgelopen jaren kenmerkten zich door relatief warme perioden in het voorjaar en sterk oplopende temperaturen tijdens de kuikenfase (mei en begin juni). De jonge kuikens werden door de felle zon en hitte bevangen. Dit kwam vooral ook omdat in de periode van opgroeien er veel gras is gemaaid of beweid waardoor relatieve koelte die in langer gras aanwezig is, verdwenen was. Deze omstandigheden zijn voor de jonge dieren te belastend. Daarom is het van belang om voor beschutting langs de percelen te zorgen, bijvoorbeeld in de vorm van hoog gras.
Ook hebben jonge kuikens behoefte aan makkelijk toegankelijk voedsel, overwegend insecten. Met name kruidenrijke weilanden met bloeiende planten dragen hieraan bij. Een prima alternatief is kruidenrijke perceelranden, afhankelijk van de perceelgrootte van 3 tot 6 meter breed, die niet bemest en tot aan de zomer niet gemaaid worden. 165 Uitgemaaid gruttolegsel.tifEen derde aandachtspunt is rust, met name in de avonduren, vanaf 18.00 uur. Jonge kuikens hebben een grote behoefte aan een goede nachtrust. Deze kan verstoord worden door landbouwmachines en langsrijdend verkeer. Voldoende avond- en nachtrust verbetert hun immuunsysteem en vergroot hun weerstand. Hetzelfde geldt voor hun gevoeligheid voor geluid, omdat ze nog een zeer gevoelig gehoorsysteem hebben.
Kruidenrijke perceelranden
Het merendeel van de weidevogels broedt en foerageert op boerenland, weilanden en maisvelden. Boeren spelen via hun bedrijfsvoering een belangrijke rol bij het in stand houden van de weidevogelstand. Gelukkig zijn er al veel boeren bereid om rekening te houden met de weidevogels, niet alleen vanuit financiële impulsen, maar ook vanuit het hart dat ze voor weidevogels hebben. Extra inspanningen worden gevraagd ten aanzien van het beheer van de perceelranden en de inzet van landbouwmachines. Perceelranden onbewerkt laten kost de boer geld, maar in het kader van de nieuwe EU- regel voor het ecologisch beheren van 7% van het areaal landbouwgrond, zouden perceelranden van 4 tot 6 meter breedte ingezet kunnen worden, tegen een vergoeding. Zoals eerder aangegeven is het van belang dat de begroeiing van deze randen insecten aantrekt. Kruidenrijke vegetatie draagt daar aan bij, zoals boterbloemen en pinksterbloemen en vooral vele soorten grassen. Dit vraagt een schrale, onbemeste bodem. Verder is het van belang deze randen vroeg in het voorjaar licht op te rullen, bijvoorbeeld met een eg of weidesleep, waardoor oneffenheden ontstaan die als micro- reliëf aantrekkelijk zijn voor insecten. Voorkom echter de beschadiging van aanwezig bodemleven en de kruidenvegetatie. Een aantrekkelijke kruidenvegetatie kan versneld gestimuleerd worden door het uitzaaien van kruidenmengsels of via verspreiding van maaisel van kruidenrijke vegetaties.
Voorafgaand aan het maaien dienen kuikens verdreven te worden van het midden van de percelen naar de veilige perceelranden. Jonge kuikens zijn gevoelig voor geluid, vooral klapperende en snerpende geluiden, bijvoorbeeld plastic zakken aan stokken of geluidsopnames. Door deze in het midden van het perceel in te zetten, vanaf ’s ochtends vroeg, minimaal 24 uur voorafgaand aan het maaien, krijgen de moeders voldoende tijd om hun kuikens naar de randen te lokken. Het neerleggen van ‘troostrijk voedsel’, voedsel dat insecten aantrekt, zoals bijvoorbeeld wier, lokt ze daar naartoe.
Tijdens het maaien is het van belang om in het midden van het perceel te beginnen en van daaruit richting de buitenkant te maaien. Achtergebleven kuikens hebben dan alsnog de kans om zich naar de randen te verplaatsen. Vrijwillige weidevogelbeschermers kunnen helpen om de kuikens de goede kant op te jagen.
Roofdieren ontmoedigen
Roofvogels en vossen zijn belangrijke belagers van eieren en jonge kuikens. Het volledig weren van alle roofvogels is nutteloos omdat ze ook een functie vervullen in het weghalen van zwak broedsel. Ze worden ontmoedigd door gebrek aan bomen en struiken waarop ze kunnen landen. Het is dus van belang dat de open gebieden, die de weidevogels meestal zelf opzoeken, ook open blijven.
Vossen kunnen in gebieden met grote aantallen nesten geweerd worden door het plaatsen van stokken en schapengaas langs oevers en slootkanten. De meeste vossen hebben niet de neiging om erover te springen; ze verplaatsen zich voornamelijk over het grondoppervlak. Dat is ook de reden waarom schrikdraad niet altijd afdoende werkt. Schrikdraad heeft wel een functie als het uit meerdere lagen wordt opgebouwd of langs slootkanten waar vossen alleen zwemmend overheen moeten zien te komen. Het is belangrijk om het gaas pas aan het begin van het broedseizoen te plaatsen en daarna weer tijdig te verwijderen, zodat er geen gewenning ontstaat.
Inzet van vrijwilligers
Boeren en vrijwilligers hebben elkaar nodig bij de bescherming van weidevogelnesten en kuikens, aangezien het een tijdintensieve bezigheid is. Vrijwilligers kunnen veel betekenen bij het lokaliseren van nesten, het monitoren en voorspellen van broedgedrag, het verjagen van kuikens naar perceelranden, en bij educatieve activiteiten in samenwerking met scholen.
- Het in kaart brengen van nesten van de afzonderlijke weidevogelsoorten helpt boeren om tijdens hun werkzaamheden op het land rekening te houden met de aanwezige nesten. Het markeren dient bij voorkeur zo kort mogelijk voor het maaien te gebeuren en de markeerstokken moeten niet te dicht bij de nesten worden gezet. Zo mogelijk de stokken aan de top camoufleren met gebiedseigen materiaal, bijvoorbeeld gras, zodat ze van bovenaf niet de aandacht trekken van roofvogels. Het gebruik van gps-apparatuur komt de registratie ten goede. Als nesten (tijdelijk) verplaatst moeten worden, bijvoorbeeld bij het bewerken en zaaien van maisland of het vroegtijdig maaien van grasland, gebruik dan reukloze handschoenen en zorg dat de eieren niet aangeraakt worden en exact in dezelfde positie blijven liggen; dat vergroot de terugkomkans. Bij kieviten is dat met de punt naar het midden. Denk trouwens niet dat de vogels niet doorhebben dat hun nesten aangeraakt zijn; ze ruiken het en vinden minuscule sporen terug.
- Vrijwilligers en onderzoekers kunnen door monitoring een grote rol spelen bij het inzichtelijk maken van recent weidevogelgedrag, met name de koppeling van weersomstandigheden aan de data van eieren leggen, en het uitkomen van de kuikens. Dit kan in de toekomst bijdragen aan richtinggevende adviezen ten aanzien van werkzaamheden op het land. Op basis van die gegevens kunnen de vrijwilligers ‘hun’ boeren blijven inspireren en voorzien van goede adviezen ten aanzien van de bedrijfsvoering. Ieder gevonden nest heeft bestaansrecht. Vrijwilligers en boeren zijn daarbij op elkaar aangewezen.
- Tijdens werkzaamheden op het land zijn vrijwilligers belangrijk bij het verjagen van kuikens richting perceelranden, het checken van de laatste nesten en, indien onvermijdelijk, het tijdelijk verplaatsen van de nesten.
- Vrijwilligers kunnen ook een belangrijke educatieve taak vervullen door leerlingen van scholen en hun ouders mee te nemen naar de weidevogelgebieden en ze -op gepaste afstand- te laten genieten van hun vliegbewegingen en geluiden. Door deze leerlingen gelijktijdig ook te vertellen dat deze weidevogels te gast mogen zijn op de weilanden van de betrokken boeren, geef je de landeigenaren de eer die hen toekomt voor hun medewerking en creëer je gelijktijdig draagvlak en betrokkenheid bij boeren voor het leveren van verdere inspanningen.
- Daarnaast kunnen vrijwilligers een rol spelen bij het verdrijven van vossen, speciaal in perioden dat deze extra actief zijn, bijvoorbeeld bij helder maanlicht. Het in de nacht in de natuur vertoeven heeft iets speciaals en als je dat samen met andere vrijwilligers doet, schept dat een bijzondere band en sfeer.
Geschikte broedgebieden
Niet alle gebieden zijn even interessant voor het voortbestaan van de weidevogels. Belangrijk is te investeren in gebieden met de grootste potenties, over het algemeen gebieden met veel openheid. De vogels zullen zich daarnaar voegen en die plekken opzoeken. De gruttoboerderijen, die specifieke aandacht besteden aan de ‘productie’ van grutto’s, zijn daar een voorbeeld van. De belangrijkste voorwaarde is dat het rustige gebieden zijn waar in elk geval in de avonduren en de nacht een rustige sfeer heerst.
De aanwezigheid van ganzen, die ’s nachts hun territorium verdedigen in de omgeving van weidevogels, werkt verstorend, maar is niet van doorslaggevend belang. Het veroorzaakt geen wegtrekgedrag en weidevogels passen zich eerder aan druktemakende ganzen aan, dan aan langsrijdend verkeer of landbouwmachines.
Na terugkeer uit hun overwinteringsgebieden hebben met name de vrouwtjes rust nodig om bij te komen van de zware trektocht, en tijd om zich ontspannen het hof te kunnen laten maken door een mannetje. Indien de hofmakerij onvoldoende ontspannen verloopt,
Doordat weidevogels overdag zeer intensief met omgevingsindrukken bezig zijn – ze hebben een zeer scherp blikveld waarmee ze in staat zijn veel en heel precies waar te nemen – voelen ze zich ‘s avonds uitgeput en moe. Wanneer hun waarnemingsveld overprikkeld wordt, bijvoorbeeld door voorbijrijdend verkeer (horizontaal uitstrekkend geluid en beelden) zijn ze niet meer in staat om indringende omgevingsindrukken adequaat te verwerken. Minder moeite hebben ze met verticaal uitstrekkend geluid, zoals van overvliegende vliegtuigen.
heeft dit een negatieve invloed op het vruchtbaarheidsgedrag en het aantal en de grootte van de eieren. Tijdens de paringsrituelen mogen ze niet opgeschrikt worden.
De veldleeuweriken lopen snel in aantal terug door gebrek aan voldoende voedsel, met name in de wintertijd. Hun korte snavel is daarbij een extra beperking. De vegetatie in de meeste weilanden bestaat slechts uit 1 of 2 grassoorten die vroegtijdig gemaaid worden en geen zaad zetten. Zaadvormende kruiden ontbreken. Door veranderingen in het teeltplan blijven ook in akkerbouwgebieden na de oogst weinig zaadresten over en wordt het meeste land al voor de winter omgeploegd. Voor gebieden waar de veldleeuwerik nog voorkomt, is het van belang om op kleine schaal gierst, zomertarwe en karwijzaad te zaaien, zodat deze kleine zaden in de winterperiode beschikbaar zijn als voedsel.
Inspiraties van Marieke de Vrij (Maatschappelijk Raadsvrouw St. De Vrije Mare), bewerkt door Wim Van Oort (Ambassadeur Dierenwelzijn St. De Vrije Mare), met medewerking van Dirk Tanger (Landschap Noord-Holland), februari 2013.