Het natuurbeleid van de afgelopen decennia heeft er mede toe geleid dat de ganzen weer terug zijn in Nederland. Dit succes heeft ook een keerzijde. De groei van de ganzenpopulatie leidt tot economische schade voor de landbouw, aantasting van natuurgebieden en veiligheidsproblemen bij luchthaven Schiphol. Op 15 mei 2012 heeft staatssecretaris Joop Atsma (Luchtvaart, Milieu) in de Staatscourant bekend gemaakt dat vergassing van ganzen die overlast veroorzaken tijdelijk is toegestaan. Aanleiding is het incident van twee jaar geleden waarbij een toestel van Royal Air Maroc bij het opstijgen botste op een groep ganzen. Het is aan de provincies om vergunningen af te geven.

Is dit dé oplossing van de ganzenoverlast?

Ontwikkelingen

Het aantal ganzen is de afgelopen 10 jaar explosief toegenomen. Het aantal grauwe ganzen dat in de zomer in Nederland blijft overstijgt de 200.000 exemplaren. De oorzaak is dat zij vanuit Scandinavië de Oostvaardersplassen hebben ontdekt, nadat zij de vorige eeuw in Nederland als broedvogel waren verdwenen door de jacht. Vanuit de Oostvaardersplassen zijn andere gebieden herontdekt. Bovendien gaan deze broedvogels niet meer op trek naar Zuid- Spanje, hetgeen hun voorouders uit Scandinavië nog wel deden, en deels doen. Dat er meer in Nederland wordt gebroed komt ook doordat er veel ganzen- soorten zijn losgelaten of ontsnapt en die weten niet waar Siberië of Canada ligt, dus die hebben geen trekdrang.

De meeste ganzen die hier nu vertoeven zijn grauwe ganzen. Die horen hier van oorsprong thuis, zijn weer terug van weggeweest en treffen prachtige omstandigheden aan. Grauwe ganzen eten voornamelijk mals gras en in augustus van het gevallen graan dat geoogst is. Daarbij komen zij ook op percelen die nog niet zijn geoogst. Dan ritsen zij de halmen van dat graan af. Ook zie je wel dat zij uitgebloeide grassen afritsen (ook zaden). Dat doet zich vooral voor in natuurgebieden waar erg laat wordt gemaaid.

Natte natuurontwikkeling heeft bijgedragen aan de snelle groei van de populatie, maar los daarvan is er al zoveel water met riet en grasland en ander voedsel, dat die groei er vanzelf zou zijn gekomen. Nederland is en blijft een delta. De vos is

de enige predator die invloed kan hebben op de overleving van de broedende ganzen, maar die wordt afgeschoten vanwege de nadelige invloed op de weidevogels.

In 2011 hebben zeven boeren- en natuurorganisaties een Ganzenakkoord gesloten dat voorzag in de afschot van honderdduizend ganzen in de zomer, om zo de overlast binnen vijf jaar definitief terug te dringen tot het niveau van 2005 (100.000 exemplaren). De overwinterende ganzen in Nederland, bijna tweemiljoen stuks, worden vrijwel ongemoeid gelaten omdat ze in die periode amper overlast veroorzaken en Nederland internationale verplichtingen heeft om trekvogels te beschermen. Van soorten als de smient en de kolgans overwinteren respectievelijk 50 en ruim 70 procent van de Europese populatie in Nederland. Een goede schaderegeling zou ervoor moeten zorgen dat de gastvrijheid op het boerenland gegarandeerd blijft.

In het kort daarna gepubliceerde overheidsconcept van de Nieuwe Natuurwet staat dat op de grauwe gans, de Canadese gans, de smient en de kolgans ook in de periode half augustus tot half februari gejaagd mag worden. De plezierjacht op ganzen wordt weer toegestaan en de schaderegelingen worden afgebouwd.

Dat een aantal natuurbeschermingsorganisaties én boeren samen pleiten voor afschot is op zich bijzonder en vooral te verklaren uit het feit dat beiden last hebben van de toegenomen ganzenpopulaties, de eerste bij aantasting van bijzondere natuurwaarden, en de boeren bij de aantasting van hun landbouwgewassen. Wanhopige boeren hebben al van alles geprobeerd om de ganzen te verjagen. Het begon met linten, vlaggen en vogelverschrikkers, maar daar waren de ganzen binnen de kortste keren aan gewend. Ook flitsmolens, knalapparaten, elektronische geluidsgolven en bordercollies waren niet succesvol. Boeren krijgen weliswaar voor geleden schade een compensatie van de overheid, maar die dreigt met de nieuwe natuurwet te vervallen.

Wezenskenmerken van de gans

Ganzen zijn wakkere dieren. Met andere woorden ze hebben een alerte blik, zijn toegeeflijk naar elkaar toe en hebben tegelijkertijd de ervaring van ‘inschikken en ruimte nemen’. Dat maakt dat deze dieren doeltreffend beïnvloed kunnen worden om zich te verplaatsen naar moerassige gebieden waar geen landbouwgronden zijn, zonder aantasting van hun levenslust.

De meeste ganzensoorten hebben voorkeur voor het afhappen van groen blad want daar zit de meeste voedingswaarde in en het is goed verteerbaar. In natuurlijke omstandigheden, dus niet waar zij door jacht of verjaging worden gedwongen in grote groepen te zitten, eten zij blad zodanig af dat het de her groei niet belemmert, maar juist bevordert. Grauwe ganzen, die in juni in moerassen zitten om te ruien, houden zich in leven door verse rietstengels met uitlopers en al op te eten. Ganzen verwarren de planten in natuurgebieden vaak met gewassen die boeren planten (granen en mais).

Ganzen hebben, ook vliegend vanuit de hoogte, een scherp oog voor waarneming en bovendien voor kleurherkenning. Rust- en gedooggebieden die gemarkeerd zijn met oranje linten herkennen ze. Ze hebben het vermogen te onderscheiden waar ze wel en niet mogen foerageren. Dat geven ze telepathisch als een soort codering aan elkaar door. Ze hebben ook een intelligent communicatiesysteem met elkaar (gakken en murmelend geluid maken).

Afschieten en vergassen is dweilen met de kraan open

Afschieten, of vangen en vergassen van ganzen, is geen duurzame optie voor dit probleem. Binnen de kortste keren zijn er weer ganzen terug. Pas wanneer er een nieuw natuurlijk evenwicht ontstaat zal de populatie stabiliseren. Maar door een versnipperd areaal aan natuurgebieden, tussen landbouwgronden in, zal dat evenwicht niet snel ontstaan. De landbouwgronden verschaffen een te grote voedselbron en de ganzen ervaren geen beperkingen in hun leefgebied. Bottleneck is wel dat het aantal ganzen momenteel groter is dan de draagkracht van natuurlijke gebieden en dat er het jaar rond volop voedsel is, zelfs in de winter. Dus geen natuurlijke stabilisatie.

De gans kiest eerder voor voedselrijke gebieden, met een overdaad aan voedsel, dan voor gebieden waar sporadisch hier en daar wat te vergaren valt. Dus aan de ene kant is de gans heel erg te ‘verlekkeren’ om te verhuizen én aan de andere kant te ontmoedigen door weinig aanbod. Het ligt aan het natuurbeleid van Nederland, maar ook aan de manier waarop de boeren omgaan met hun grond, hoe verzadigd de gans al of niet is en wat het dier doet besluiten om al of niet te blijven of te gaan.

Wat werkt?

Een duurzame oplossing voor de overlast van ganzen is het op natuurlijke wijze reduceren van de populatie door de inzet van een mix van middelen op een universele en grootschalige wijze. Het creëren van een nieuw natuurlijk evenwicht.

  1. Zorgvuldige keuzes in het natuurbeleid en herinrichting van gebieden. Dezelfde principes gebruiken die de terugkeer van ganzen tot een succes hebben gemaakt, maar op een meer doordachte wijze. Dus aaneengesloten rust- en gedooggebieden, geen versnipperde natuurgebieden tussen landbouwgronden in en een soort onaantrekkelijke ‘bufferzone’ tussen landbouw- en gedooggebieden in.
  2. Het markeren van tolerantiegebieden. Ganzen hebben het vermogen gedoog- gebieden te herkennen en zich daar naar te schikken. Gedooggebieden omgeven met oranjekleurige linten en (tijdelijk) verjagingsmethoden toepassen op gronden waar ze niet welkom zijn. Knalapparatuur is daarbij effectief, mits ze gebieden krijgen toebedeeld waar ze mogen verblijven. Dit dient voor alle gebieden gelijktijdig aangepakt te worden.
  3. Het ontwikkelen van nieuwe technieken voor verjaging of preventie van overlast die gebaseerd zijn op natuurlijke principes. Er wordt momenteel geëxperimenteerd met het inzetten van vossen als natuurlijke predator.

Op Schiphol zou men gebruik kunnen maken van windturbines voor het creëren van een ongewenst microklimaat en gelijktijdig het startbaanbeleid aanpassen op basis van windstromingen. Ganzen vliegen namelijk niet graag tegen de windrichting in.

Veel natuurontwikkelingsplannen zijn van achter de tekentafel bedacht. Dieren zijn echter een beetje ‘tekentafel moe’. Realiseer dat dieren door hun gedrag landschappen herscheppen. Het is belangrijk dat de natuur ruimte krijgt om zich op een natuurlijke wijze te herscheppen. En als ganzen daartoe geëigend zijn, dient men ze in ieder geval credit te geven om te zien waartoe het leidt.

Ganzenoverlast op luchthaven Schiphol

Op luchthaven Schiphol worden vogels afgeschrikt en verdreven door de inzet van uiteenlopende middelen, zoals verjagen op het moment dat ze neerstrijken en afschrikking door roofvogels. Wat in dit kader bij ganzen interessant is, is hun gevoelig zijn voor windstromen. Ganzen, maar ook de meeste andere vogels, houden er niet van tegen de windstroom in te vliegen. Van dit gegeven kan gebruik gemaakt worden bij het ontwikkelen van nieuw beleid. De verkeersleiding kan rekening houden met de vliegrichting op basis van de windrichting. Een voortdurende monitoring van ganzengedrag bij verschillende windrichtingen en omstandigheden, en hun migratiegedrag kan procedures verfijnen.
Een tweede optie is de vliegrichting zelf actief beïnvloeden door de inzet van verrijdbare windturbines. Dit laatste vraagt nog wel nader wetenschappelijk onderzoek en de ontwikkeling van aangepaste installaties.
Een derde optie, die op korte termijn al vruchten kan afwerpen, is de omgeving van Schiphol onaantrekkelijk maken voor ganzen door op landbouwgronden geen bemeste (eiwitrijke) gewassen te verbouwen en het direct onderwerken van oogstresten.

Met dank aan Dirk Tanger (ganzenkenner en werkzaam bij Landschap Noord- Holland) voor enkele kritische kanttekeningen.

Deel dit!

Deel dit bericht met geïnteresseerden