Het recht er wezenlijk te zijn
Elk dier heeft recht er te zijn en is in zijn/haar natuurlijke aard en wezen perfect. Ieder dier is geschapen met een specifiek en wezenlijk waardevol doel. Het dierenrecht wordt geschonden op het moment dat de mens het dier ten behoeve van eigenbelang maakt tot ‘machines’ voor de productie van melk, eieren en vlees. Plofkippen en dikbilrunderen zijn daar extremen van. Dieren worden slechts nog benaderd vanuit productietermen. Koeien produceren in eerste instantie melk voor hun kalveren. Indien er melk overblijft zijn ze bereidwillig dat aan de mens te geven. Zo zijn ze via een eeuwigdurend domesticatieproces geleidelijk aan meer melk gaan geven. In de afgelopen 50 jaar is door het invoeren van fokprogramma’s de melkproductie meer dan verdubbeld. Dit gaat ten koste van de gezondheid en het welzijn van de koeien. Ze hebben meer last van klauwen en benen als gevolg van de zwaardere uiers, mastitis komt vaker voor en de levensduur van volwassen dieren neemt sterk af. De mens overvraagt het dier. Bij geiten zie je dat de weerstand om melk te geven voor menselijke consumptie nog groter is omdat zij geen natuurlijk domesticatieproces doorlopen hebben. Die weerstand vertaalt zich zelfs fysiek in het niet meer geboren willen worden. De ziekten QKkoorts en het Schmallenbergvirus zijn daar voorbeelden van. Bij huisdieren is het niet anders. Ook daar fokken we éénzijdig op uiterlijke kenmerken en eigenschappen, van ‘vechtersbazen’ tot ‘knuffels’. Je hebt zelfs dieren die sterk op mensen gaan lijken. En daar gaat het mis.