In de intensieve veehouderij worden grote aantallen dieren gehouden in afgesloten stallen. Hoe meer dieren in eenzelfde ruimte, hoe hoger de infectiedruk. Ter preventie van ziektes worden diverse hygiënemaatregelen genomen, niet alleen het regelmatig schoonmaken en ontsmetten van de stallen, hokken en veewagens, maar ook desinfecterende voorzorgsmaatregelen bij het betreden van de stallen (dompelbad voor schoeisel en kleding), het reinigen van drinkwater- en ventilatiesystemen en luchtbehandeling in ruimtes waar dieren aanwezig zijn. In tijden van uitbraak van besmettelijke ziektes worden hygiëneprotocollen aangescherpt. Tot nu toe is er weinig aandacht voor de effecten van ontsmettingsmiddelen voor de gezondheid en het welzijn van de dieren in de stallen. Zijn deze middelen probleemloos in te zetten? En is verneveling in aanwezigheid van dieren (m.n. pluimvee) risicoloos?
Reinigings- en ontsmettingsprotocollen De Gezondheidsdienst voor Dieren heeft protocollen opgesteld voor verschillende diersoorten. Een droge reiniging gaat meestal vooraf aan een natte reiniging en wordt gevolgd door een ontsmetting van de stal. Door een grondige reiniging met water en zeep wordt driekwart van de ziektekiemen gedood. Voor de resterende ziektekiemen worden diverse ontsmettingsmiddelen gebruikt. Veel gebruikte middelen zijn o.a. Natronloog en Chlooramine (bijvoorbeeld Halamid) tegen bacteriën, virussen en schimmels, en formaline voor de ontsmetting van de hoeven van schapen, runderen en geiten. Het veelvuldig gebruik van dezelfde middelen kan leiden tot resistente bacteriën, virussen en schimmels. Ter voorkoming van resistentie adviseert de Gezondheidsdienst voor Dieren om de diverse ontsmettingsmiddelen afwisselend te gebruiken.
Bijwerkingen van ontsmettingsmiddelen Veel van de gebruikte ontsmettingsmiddelen bevatten bijtende zuren. Deze hebben niet alleen een reducerende werking t.a.v. ziektekiemen, maar hebben ook direct of indirect effect op het welzijn van dieren. Marieke de Vrij: “Door het veelvuldig gebruik van ontsmettingsmiddelen met zuurhoudende ingrediënten neemt de natuurlijke weerstand van dieren ten aanzien van ziektevoorkoming langzaamaan steeds meer af. De overprikkeling van deze middelen werkt door op de traanklieren van de ogen en indirect wordt ook door vervluchtiging van deze stoffen via de lucht de ademhaling bemoeilijkt. Via deze verneveling, wat lang een na effect geeft in de ether, slaan ontsmettingsmiddelen ook neer op de huid of verentooi van het (pluim-)vee en maakt de dieren meer schrikachtig en ‘vleugellam‘. Die schrikachtigheid heeft een verzwakkende doorwerking op het immuunsysteem. Tegelijkertijd vindt door de tussentijdse mechanische verneveling van ontsmettingsmiddelen onrust plaats in de stallen en komen de middelen ook daarmee indirect of direct in contact met de dieren. Bij het reinigen van vloeren werken deze bijtende zuren ook nadelig door op de onderzijde van poten en hoeven. Bij het liggen, wanneer de onderbuik de grond raakt, kan al snel overprikkeling plaatsvinden. Menigmaal schuwen veehouders een te frequent gebruik van deze reinigings- en ontsmettingsmiddelen, maar ze kunnen niet zonder. De huidige wijze waarop vloeroppervlaktes gereinigd worden, zijn ‘te belastend’ voor dieren. Wat voorheen plaatsvond, was het schrobben van vloeroppervlaktes met bijvoorbeeld verdunningen van groene zeep, wat veel minder nadelige bijwerkingen kende dan de huidige bestanddelen die in reinigingsmiddelen actief zijn. Chloor, dat ook in het verleden frequent gebruikt werd, heeft ook destructieve gevolgen voor de traanklieren. Ook dit middel is obscuur en weinig diervriendelijk. Nadat de dieren verplaatst zijn, kan reiniging het beste plaatsvinden met water en zeep, alsmede een snelle droging van de ruimtes.”
Bron: Marieke de Vrij – November 2016
Bewerking: Wim van Oort