Een alternatief voor vergassen en afschieten.
De presentatie van het ganzenakkoord heeft in januari 2013 veel emoties en weerstand opgeroepen. Duidelijk werd dat veel leden van de betrokken organisaties zich niet konden vinden in de afspraken. Hoe nu verder? Wat is er nodig om een breder draagvlak te creëren en is er een alternatief voor het afschieten en vergassen van ganzen?
Dat ganzen voor overlast zorgen op agrarische bedrijven en in kwetsbare natuurgebieden is een feit. Dat er een plan van aanpak komt, is een must. Dat daarbij grote dilemma’s een rol spelen is een gegeven. Maar het in januari 2013 gepresenteerde ganzenakkoord om 550.000 ganzen te vergassen en af te schieten verdient de prullenbak. Dat is dweilen met de kraan open, met vergaande gevolgen voor de dierenpopulatie in het algemeen en het welzijn van de mens in het bijzonder.
Een structurele aanpak van de ganzenoverlast vraagt om herinrichting van het landschap en ander natuurbeleid. Dat kost tijd, maar met proefgebieden kan snel begonnen worden. In de overgangstijd naar een nieuw ‘ganzenevenwicht’ is het vroegtijdig behandelen van eieren in nesten, ter voorkoming van nakomelingen, de meest dierwaardige manier om een verdere groei van de populatie te stoppen. Het vangen en vergassen van ganzen is weliswaar een snelle methode, maar door de verstikkingseffecten zeer dieronwaardig. Het afschieten van ganzen zorgt voor veel onrust in de natuur, verandering van ganzengedrag en heeft grote invloed op de populatie van andere vogelsoorten, met afnemende broedresultaten als gevolg.
Vangen en vergassen
CO2-gas voor de doding van dieren kent vele gemene, zeer dier-onvriendelijke bijverschijnselen. Allereerst een snelle overprikkelbaarheid van het oogvlies en een opkomende ervaring van branderigheid. Het geeft ademnood (een gevoel van verstikking) en een directe verzwakking van het beendergestel, waardoor het dier in elkaar zakt. Het dier heeft geen kracht meer om de spieren van de tongriem in beweging te brengen en geluid te maken. Vergassing wordt door het dier als een verduisterend proces ervaren, waarbij zijn eigenheid wordt ontluisterd. Om deze reden is vergassen vanuit dierenperspectief een dieronwaardige en welzijn-schadende werkwijze.
Het vergassen van ganzen werkt ook door in het onderbewustzijn van dieren en mensen. Het is een soort traumatische ervaring die in het morfogenetisch veld voelbaar is, zoals ook het geval was bij de grootschalige ruimingen van geiten, kippen en koeien ten tijde van de Q-koorts, BSE en Vogelpest. Niet alleen dieren zijn daar zeer gevoelig voor, maar vooral ook kinderen, zieken, hoog sensitieven en ouderen die in een levensfase verkeren waarin hun geestelijke gevoeligheid toeneemt. Het heeft ook voor mensen een grote impact op welzijnsniveau.
Afschieten
Het afschieten van ganzen leidt tot opschrikgedrag en een aanpassing van het leefgedrag. Bij onrust wijken ganzen, na hun eerste leg, uit naar andere, ongewone broedplaatsen. Kortom: een verlegging van de problematiek. Het creëert ook een ander vlieggedrag: sneller opstijgen, onverwachtse bewegingen en hoger gaan vliegen. Ganzen zijn intelligente dieren die zich snel aanpassen en daardoor in de toekomst minder gemakkelijk afgeschoten kunnen worden. Er ontstaat een verandering op het gebied van het gedrag van ganzen in het morfogenetisch veld, dat ook door ganzen in andere gebieden snel opgepakt wordt. Zelfs bij ganzen die vooralsnog niet opgeschrikt worden, ontstaat er een aantasting van hun dierlijke argeloosheid, met snel opschrikkend gedrag als gevolg. Daarnaast valt het scharrelgedrag – het plukgedrag in de directe omgeving van het nest – weg, iets wat zeer wezenlijk en kenmerkend is voor het dier. Ook veranderen de onderlinge communicatiegeluiden van de ganzen. Deze worden korter, minder hoog in toonsoort en deels vervangen door een vorm van non-verbale communicatie van bewegingen met het achterlijf. De meest intellectuele dieren binnen deze diersoort vliegen op grotere afstand van hun nest op, om hun nest te beschermen en de locatie te verbergen. Ook afschieten veroorzaakt onrust in de geest van de mensen.
Structurele aanpak
Ganzen zijn intelligente dieren en hebben snel door waar ze wel en niet gedoogd worden. Het is van belang om grootschalige gedooggebieden aan te wijzen waar ze volledig met rust gelaten worden, in combinatie met verjaging uit gebieden waar ze niet welkom zijn. Er zal dan na enkele jaren een nieuw evenwicht ontstaan. Het markeren van de gedooggebieden met oranje linten en vlaggetjes bevordert dit proces omdat de ganzen een gevoeligheid voor deze kleur hebben. Terwijl ganzen houden van een gezamenlijke broedplek en samenzijn, zijn ze ook allergisch voor overdruk. Wanneer er te veel ganzen komen gaan ze elkaar weren en nemen ze hun eigen voorzorgsmaatregelen. Zo regelen ze uiteindelijk zelf op natuurlijke wijze de populatieomvang.
Verjaging uit gebieden waar ze niet welkom zijn kan middels een mix van maatregelen, zolang de ganzen er maar geen patroon in bemerken, want dan gaan ze zich daarop aanpassen. Te denken valt aan verjaging door de mens, eventueel met hulp van bijvoorbeeld honden, en het voorkomen van nieuw broedsel door het ‘opglanzen’ van de eieren. Dit is het onderdompelen van eieren in maiskiemolie waardoor ze niet uitkomen. Tevens kan in kwetsbare gebieden ijsblauw laserlicht ingezet worden tegen overvliegende ganzen, zodat die daar niet landen.
Tijdelijke maatregel
Als tijdelijke maatregel om de groei van de ganzenpopulatie te verkleinen, kan overwogen worden om gedurende een jaar op grote schaal de broedsuccessen te reduceren door de eieren in de nesten te behandelen met maiskiemolie, en wel op een zodanige wijze dat de dieren dit niet door hebben. Dat betekent dat de eieren weer op precies dezelfde plaats in het nest teruggelegd dienen te worden. Dit is geen diervriendelijke maatregel, maar wel een actie die dierwaardiger is en minder nadelige effecten heeft op het welzijn van mens en dier dan vergassen of afschieten. Ganzen zijn van nature overleveraars en creatief in hun gedrag, waardoor voortdurende inspanningen nodig blijven.
Inzet van laserlicht
Een nieuw instrument in de strijd tegen de ganzen zijn laserlampen. Het licht van deze lampen verspreidt zich als een tunnel, uitdijend naar boven, en heeft een werende invloed op overtrekkende ganzen. Met name ijsblauw licht heeft de meeste invloed op het vlieggedrag. Experimenten zijn nodig om te onderzoeken of dit ook overdag voldoende werking heeft en in hoeverre het ook ingezet kan worden tegen reeds aanwezige (plak)ganzen.
Door laserlampen rond kwetsbare natuurgebieden en andere ongewenste landingsplaatsen te plaatsen, wordt voorkomen dat daar nieuwe ganzen landen. Dit geldt zolang de laserlampen niet permanent aan staan, maar gekoppeld worden aan een detacheringssysteem dat pas in werking treedt op het moment dat er overtrekkende ganzen gesignaleerd worden.
Maatschappelijk draagvlak
Het in januari 2013 gepresenteerde ganzenakkoord heeft veel emoties en maatschappelijke weerstand opgeroepen. Niet verwonderlijk in een land waar een toenemend besef is van de betekenis van dieren voor ons welzijn. Door sommigen wordt het akkoord ervaren als niet transparant en als ‘achterkamertjespolitiek’. De betrokken organisaties doen er goed aan om die mist te laten optrekken en de dilemma’s bij de eigen achterban helder en eerlijk uit te leggen en vervolgens via een dialoog, op participatieve wijze, draagvlak te werven. Voorgaande informatie en aanbevelingen kunnen daarbij een rol spelen. Voor de verjaging van ganzen uit gebieden waar ze niet welkom zijn, zijn veel vrijwilligers nodig. Die aanpak vraagt een intensieve samenwerking van agrariers en natuurbeheerders, maar ook draagvlak en medewerking van burgers. Hier is nog werk te doen.
Inspiraties van Marieke de Vrij (Maatschappelijk Raadsvrouw St. De Vrije Mare), bewerkt door Wim Van Oort (Ambassadeur Dierenwelzijn St. De Vrije Mare), februari 2013.