Palingkwekerijen
De afgelopen decennia is de natuurlijke palingstand enorm afgenomen en is als gevolg daarvan de palingvisserij sterk aan banden gelegd. Als reactie daarop zijn palingkwekerijen ontstaan waar op kunstmatige wijze zogenaamde glasaaltjes opgroeien van 0,3 gram per stuk naar palingen van 150 tot 1000 gram per stuk. Dit gebeurt in gesloten recirculatiesystemen. De glasaaltjes worden de eerste twee weken gevoerd met kabeljauwkuit en daarna met droog kruimelvoer. De glasaaltjes worden elke 6 weken op maat gesorteerd omdat ze niet allemaal even snel groeien. Na 1,5 tot 2 jaar zijn de palingen groot genoeg om verwerkt te worden tot gerookte paling. In feite is net als in de intensieve veehouderij hier sprake van intensieve ‘vishouderij’. Wat betekent deze wijze van kweken voor het welzijn van de paling?
Marieke de Vrij: “De huidige kwekerijmethoden creëren uitzichtloosheid voor de vis, omdat – behalve het ?letterlijke water waarin men verblijft – geen van de ingrediënten waar een paling mee uitstaat nog connectie onderhoudt met de natuurlijke levensstromen waar de paling in zijn natuurlijke staat mee van doen heeft. Het betreft het ontbreken van de natuurlijk voorkomende beplanting in zijn leefmilieu, het niet natuurlijke voer dat de vis nuttigt en het afgesloten zijn van de natuurritmes, het begroeiingsklimaat en de waterstromingen die hem voorheen bekend waren, alsmede het dag- en nachtleven waar de vis in verkeerde. Palingkwekerijen creëren uitzichtloosheid in het belevingsveld van de paling.”
Kunstmatige zalmteelt
De schaarste aan in natuurlijke wateren levende vissoorten heeft er toe geleid dat er steeds meer viskwekerijen ontstaan waar vissen op kunstmatige wijze worden gekweekt in grote kooien op zee of in speciale voorzieningen op het land. Alleen al in Noorwegen zijn er meer dan 350 miljoen gekweekte zalmen in kooien aanwezig. Wat zijn de welzijnseffecten voor deze wijze van zalm kweken?
Marieke de Vrij: “De zalm is een bijzondere diersoort met een hoog telepathisch vermogen naar soortgenoten, ook naar zalmen die niet in hun directe nabijheid zijn. Zalmen hebben een hele hoge overlevingsdrang met als gevolg dat zij ook buitenzintuiglijke ervaringen opdoen die hen doen herinneren aan wat het is om in een natuurlijke staat te leven, het leven voordat beperking intrad. Dit maakt bijvoorbeeld, in tegenstelling tot palingen, dat zij trachten in hun geestelijke zijn zichzelf in te keren binnen de benarde situatie waarin zij vertoeven en zich daardoor niet teloorvoelen gaan. Palingen daarentegen voelen zich steeds meer naargeestig en trekken zich terug in zichzelf. Ze missen zeer sterk datgene wat het leven aantrekkelijk deed maken en door hun afgenomen levensgenot zijn ze vervallen tot één van de meest depressieve diersoorten die de Aarde bevolken. Zalmen staan als het ware nog in de overlevingsmodus.
Vandaar dat het heel belangrijk is dat er ook vissen in het wild gehouden worden, zeker in de situatie van palingen. Want als er geen levende dieren van een diersoort meer in hun natuurlijke habitat wonen, dan wordt het gemeenschappelijk collectief bewustzijnsveld ondermijnd.
We weten nog maar heel weinig hoe vernuftig de schepping in elkaar zit. Daarom is het schokkend om te zien hoe overheersend we als mens vinden dat we ermee overweg mogen gaan, met de intensieve veehouderij en ook met viskwekerijen. Dieren hebben een natuurlijke bereidheid om zich in bepaalde mate als ‘gift’ aan de mens beschikbaar te stellen, maar met de overheersende wijze waarop wij dat doen, overtreden we die bereidwilligheid op buitengewone wijze.”