Het uithoudingsvermogen van dieren
Dieren hebben geleerd periodes van droogte door te komen, winters te overleven en overmaat in de dierpopulatie tijdelijk te verdragen. Ze hebben ook geleerd weersgesteldheden van allerlei aard te trotseren en ze zijn in staat om tijdelijk of langdurig te overleven in situaties die verre van ideaal zijn. Dieren vertonen van oudsher uithoudingsvermogen, zelfs als het hun zelf niet goed doet.
Wanneer dieren aangesproken worden op het verlenen van bijstand, bijvoorbeeld bij coaching of therapie, ervaren ze dat vaak als een getij dat hen overvalt en waar ze zich naar beste kunnen tot moeten zien te verhouden. Voorbeelden zijn confrontaties met kinderleed of het gebruik van dieren voor zelfvermaak, zelfgeruststelling en zelfbemoediging. Ze vallen dan terug in een ‘oerbeleving’ van uithoudingsvermogen. Het betreft ook dieren die overvraagd worden in hun productie (melk, eieren, vlees) en gezelschapsdieren die overvraagd worden met oneigenlijke aandacht.
Marieke de Vrij: ‘Er zijn diersoorten die zich gedeeltelijk opofferen voor mensen, vooral richting kinderen die een basisbehoefte als aandacht in geborgenheid missen. Die dieren zijn extra knuffelbaar en toegenegen naar kinderen om hun warmte te geven. Als dieren behandeld gaan worden als mensen en te sterk op mensen gaan lijken dan gaat het mis. Dieren waarvan een sterk aanpassingsgedrag verwacht wordt, zijn veelal moe van de aanpassingen die ze dienen te maken om voor de mens bekoorlijk te zijn. Dat maakt dat ze op een dieper niveau vereenzamen. Dieren hebben net als mensen de behoefte aan een doorleefd, uitgestrekt bestaan. Dat wil zeggen de behoefte om op een natuurlijke fysieke wijze maximaal ruimte in te nemen om zich helemaal comfortabel te voelen in hun lichaamsaard, waardoor hun innerlijk zijn beantwoord wordt.’
Respect voor de gift van het dier
In het belang van het welzijn van de dieren dien je als coach of therapeut volwassenen en kinderen aan te spreken op zelfvermaak, zelfberusting, zelfbemoediging en het zich eigen maken van zelfheling. Niet alleen zeggen dat een dier heilzaam voor je kan zijn, maar ook dat je een dier niet mag overbelasten. Je eerst richten op activiteiten die je zelf kan ondernemen ter ondersteuning van jezelf en pas daarna wat het dier kan toevoegen, dit ter voorkoming van negatieve afhankelijkheid van dieren.
Natuurlijke afhankelijkheid is anders, want daaronder verstaan we dat je niet in het vermogen bent om anders met jezelf overweg te gaan. Alles wat je als mens zelf kan ondernemen is ontlastend voor diergroepen. Dit vraagt het opschalen van het menselijk bewustzijn naar een hoger bewustzijnsveld. Beperk dus de duur waarop je onbewust of bewust een beroep doet op dieren en ze oeverloos bijstand vraagt ten dienste van zelfheling. Oeverloosheid maakt dat je onverzadigd bent in aanname van giften van derden. Hoe preciezer je een gift ontvangt, (bijvoorbeeld een bemoediging, een streling, oogcontact van het dier met jou of het nabijkomen van het dier naar jou toe), hoe meer je dat respectvol onderkent en opvangt, hoe gemakkelijker je in staat bent om met minder genoegen te nemen. Je verstaat dan op een dieper niveau de waarde van de gift.
Respect ontwikkelen voor de gift van het dier is belangrijk, ook als die gift minder navolgbaar is en minder aanleiding geeft voor onverzadigd gedrag.
De brede doorwerking van dierbewustzijn
Het is van belang om te weten dat dierbewustzijn verder uitstrekt dan naar hun groepssoort alleen. Dat dierenrijken onderling ook boodschappen van elkaar vernemen in hun onderbewustzijnsveld of op telepathisch niveau. Dat maakt dat in de herijking van de diervelden vrij levende dieren niet ongemoeid blijven bij wat bij gekooide dieren en bij de opvang van consumptiedieren plaatsvindt.
Marieke de Vrij: “Belangrijk is dat iedere boodschap die ik ontvang in essentie vrijgegeven wordt, zodanig dat er geen misinterpretatie mogelijk is.
De boodschappen worden namelijk opgeslagen in het etherische veld. De nauwkeurigheid van de beschrijving en de nauwkeurigheid van de details mag niet weggelaten worden, want dat doet te kort aan het veld waar dieren uit putten voor hun collectief weten over elkaar. Doordat dieren niet menselijk aanspreekbaar benaderd worden maar telepathisch gevoelsmatig, voorbij woordindrukken, is het belangwekkend dat wat je in je eigen ziel verneemt (bijvoorbeeld bij het lezen van de artikelen in DierenPerspectief), dat je daar ook op zielsniveau doorstraling aan geeft en het niet beperkt tot een mentale exercitie van begrijpen.
Hoewel het lijkt dat dieren en dierenrijken ogenschijnlijk feitelijk de menselijke taal verstaan, zijn ze voornamelijk telepathisch voelend. Het gaat bij hen minder om de taal- overdracht dan de overdracht van het wezenlijk belevingsveld. Het komt aan op zielsherkenning in het weten dat wat tot je komt in het eigen zuiver hart, dat dat als juistheid beleefd wordt. Het hart, dat deel dat ongeschonden is, kan een doorleefde boodschap weer naar buiten ventileren, de kosmos in, waardoor het ruimer vertaald wordt. Lezers van deze artikelen zullen ongemerkt de boodschappen die daarin in henzelf landen weer in het etherveld uitzetten, ten verstaanbaarheid van anderen die ze zelf niet persoonlijk kennen. Mensen die artikelen lezen zoals ze binnen DierenPerspectief tot hen komen, zijn mede-eigenaar van de verspreiding van het gedachtegoed dat bedoeld is om het veld te verlichten. Zuiver gegeven informatie herstelt geschondenheidsgedrag.”
In het dierenrijk is er een volgordelijkheid gaande waarin kennis van hun innerlijk leven en de belevingsvelden die daarmee gepaard gaan, overdrachtelijk vrij kunnen worden gegeven aan andere dierenrijken, die aan hen gepaard zijn of energetisch in gelaagdheid onder hen vallen. Het is voor te stellen als een soort piramideachtige structuur waarin vermogens die eigen zijn aan bepaalde diersoorten uitgestraald worden naar andere diersoorten (op een andere laag in de piramide) die deze vermogens nog niet ontwikkeld hebben en daardoor opgetrokken worden in hun bewustzijnsveld en vermogensintelligentie die ze door de generaties heen ontwikkelen. Dat maakt dat, wanneer er een verarming in het bewustzijnsveld binnen een diersoort plaatsvindt, de gerelateerde diersoorten die horizontaal aan hen verwant zijn, maar ook de diersoorten die qua bewustzijnsveld daaronder gepaard zijn, te weinig voeding krijgen voor verdere ontwikkeling.
Dieren weerspiegelen wat in het onderbewustzijn van mensen actief is
Evolutionaire scholing gaat altijd door en dat geldt ook voor de scholing en evolutie van mensen. Door verdere gedifferentieerde ontwikkeling wordt bijgedragen aan het verder optrekken van het opleidingsniveau van andere mensen. Dit gebeurt heel onbewust.
Doorleefde ervaringen binnen een bepaald dierenrijk staan ten dienste van het hele dierenrijk. In de horizontale werking van soortgelijke diergroepen heeft dat nog een directer betoon, omdat de doorleefde ervaringen gemakkelijker horizontaal uitwaaieren dan dat het overdrachtelijk vrijgegeven kan worden naar groepen die zich nog naar dat bewustzijnsveld dienen op te trekken.
Marieke de Vrij: “Dat houdt ook in dat bij de coördinatie van bewustzijnsvelden op aarde er ook vanuit de onstoffelijke wereld vanuit specifiek bewustzijn omgegaan wordt met dierenrijken en de vermogens die daar vertoond worden. Omdat alle vermogens dienstbaar zijn aan het geheel vormt het mede een opleidingsschool voor mensen en verdere humane ontwikkeling. Dat is ook waarom eerder benoemd is dat dieren steeds weerspiegelen wat in het onderbewustzijn van mensen actief is. De maat van spiegeling is afhankelijk van de bewustzijnsmaat van die persoonlijke mens. Wanneer mensen zich bijzonder innerlijk geraakt weten door diersoorten, niet vanuit willen en hebben of moeten, maar juist binnen een verfijnd afstemmingsniveau naar die diersoort toe, kunnen ze door afstemming ook meer van hun eigen aard te weten komen. Die verfijnde afstemming kan zich bijvoorbeeld openbaren in hun droomwereld of het veelvoudig letterlijk op hun pad komen van die diersoort in de fysieke wereld.
In het kader van de therapeutische waarde van dieren voor specifieke doelgroepen is een belangrijk uitgangspunt dat de mens of het kind zelfstandig met dieren optrekt zonder dat anderen hen vooraf gecoacht hebben. Een wolkenlucht of een spiegelend meer kan voor een kind indrukwekkender zijn dan het verzorgen van een kat of een kalf. De fijnmazigheid van de vleugeltjes van een insect waar licht op valt, kan een grotere gebiologeerdheid meebrengen dan een koe of paard die fysiek veel meer ruimte inneemt en die je kunt aanraken en voelen. Zelfs kikkerdril, de fascinatie voor iets dat uit komt, doorgroeit en tot iets gaat worden, kan in een bepaald stadium in de opvoeding belangwekkender zijn dan dat ouders vinden dat het kind nu wel toe is aan paardrijles. Volg het kind in dat waar het zich natuurlijk naar toe beweegt en aan de volwassene de taak om te bevoelen waar het hart nog op natuurlijke wijze verbonden is. Heb oog voor welke dieren op je pad komen en welk dier je buitengewoon raakt of lonkt.
Piramidevormige bewustzijnsvelden
De eerder genoemde piramidevorm kun je zien als gelaagde bewustzijnsvelden. In de top van de piramide tref je het bewustzijnsveld aan dat het meest doortrokken is van zelfbewustzijn, op een niveau van een gevarieerde eigenheid, om te kunnen zijn op een wijze dat je de differentiatie van je eigen zijn kan betrekken. Een dolfijn is hier een mooi voorbeeld van en ook een paard zit hoog op de piramide. Het zijn diersoorten die een heel zelfbewust leven leiden. Hoe zelfbewuster hoe hoger op de piramide. Dat zelfbewustzijn is niet afhankelijk van de fysieke grootte van een dier; het heeft te maken met zijn zelf gepaarde ontwikkelingsdrang waarin hij meer lerend is dan dat hij van tevoren aangenomen had als zijn zijnswerkelijkheid.
Ook het dier dat zich buiten ‘zijn met wat is’ durft te verhouden, als een ontwikkelingsweg voor hemzelf te begaan, maakt dat hij hoger op die evolutieladder plaatsneemt. Een dier dat zichzelf kan coachen en zichzelf leerervaringen oplegt om tot een groter bewustzijnsrijk te komen, werkt mee aan een verruiming van zijn eigen bewustzijn. Hoewel bij veel diersoorten het buitengewoon van waarde is, ‘te durven zijn met wat je bent’, ontstaat er – zoals het ook bij mensen is geschied – in hun evolutie een weg waarin je bewust dient te worden van je bewustzijn. Daar ontstaat die leerfase. Dieren zijn daarin wel afwijkend van mensen, want dieren putten uit een groter domein van herkenning dan waar de doorsneemens zich van bewust is, omdat dieren een grotere telepathische begenadigdheid open hebben. Ze kunnen vanzelfsprekender putten uit een rijkbesnaard veld, waar vanuit ze ‘beproefde herinneringen’ kunnen ophalen ter verbetering van hun levensconditie.
Mensen zijn veel eigengereider en veel minder bereid tot bewuste afstemming op hoe de werkelijkheid in het verleden was en om in het nu, daaraan refererend, op door te gaan. Iedereen wil het liefst het ei van Columbus uitvinden. De doorleefdheid van eerdere ervaringen wordt te weinig als een rijk en waardevol goed in de collectieve geschiedenis opgenomen. Mensen hebben het liever over welke uitvindingen er gedaan zijn, welke oorlogen er gewonnen zijn en wie rijker was en waarom, dan dat men echt doorgrond en doorleefd geschiedenis opgeslagen heeft. Door eenzijdig gebruik van hun rationele vermogens vergissen mensen zich vaak, omdat ze door eenkennigheid een groter collectief veld van vanzelfsprekendheid buitensluiten. Mensen zijn in staat om kennis die hun ten dienste kan zijn te weerleggen, terwijl dieren in hun vermogen tot opdelving van geschiedenissen dit niet kunnen pareren.
De mensheid is zich weer aan het scholen om dieper bewust dat collectief veld te betreden en basiskennis daarvan op te doen. Dieren kunnen en doen dit al en zijn er zelfs helemaal van afhankelijk. Bij jonge dieren zie je dat ze veel minder aangeleerd krijgen. Ze putten uit een veld waar ze reeds bekend mee zijn. Er zijn zelfs dieren die na hun geboorte niet eens meer verzorgd worden door hun ouders.
Bewust gekende therapeutische waarden
Dan komen we bij de diergroepen met een therapeutische waarde voor mensen en kinderen waarvan wij al weet hebben. In deze tijd vertonen veel kinderen schreeuwend en dwangmatig gedrag met betrekking tot wat ze willen hebben, vanuit een onverzettelijke aard. Deze kinderen missen de waardering voor wat al is en veroorzaakt een pijnlijk geestelijk lijden. Kinderen die een gezond contact met dieren aangaan hebben minder behoefte om zich te overstemmen naar dat wat niet van wezenlijk belang is. Er zijn dieren die voor kinderen hulpgevend zijn ten aanzien van het weerstaan van de verleidingen van de gecommercialiseerde samenleving.
Dieren bieden kinderen ook rust aan wanneer er moederliefde of vaderliefde ontbreekt. Dieren geven blijk van liefde en betrokkenheid, waardoor de wereld voor het kind zelf minder vreemd en liefdeloos overkomt. Dieren kunnen door hun toegankelijke aard het kind geruststellen bij het vermoeden of het zeker weten dat in hun opvoeding een vader- en of moederliefde gemist wordt, ook al leven de ouders pal naast hem. Het hoeven niet persé verweesde kinderen te zijn, maar kunnen ook kinderen zijn die in hun gevoel liefdevolle aandacht missen. Als er geen lieve tantes of ooms of buren zijn die dat gemis opvangen, dan dienen hulpverleners zich bewuster te zijn dat het kind baat kan hebben bij dieren. Het kan als een rechtmatig advies gegeven worden. Voor een kind met (psychische) nood is het beter om meerdere dieren beschikbaar te stellen, dan één dier. Dat voorkomt dat van één dier teveel wordt gevraagd. Meerdere dieren kunnen aan verspreide zorg en verspreide liefdesoverdracht doen. Dit kan inhouden meerdere diersoorten of meerdere dieren van dezelfde soort, bijvoorbeeld honden of poezen. In de maat van de psychologische verwonding in het kind, maar dat kan ook betrekking hebben op een volwassene die aan het wegkwijnen is, moet je intuïtief durven voelen wat de maat is van het verlangen en wat de maat van het gemis is. Vervolgens in nuance bevoelen waar het om gaat en dan intuïtief afstemmen op welke diersoorten behulpzaam kunnen zijn voor delen of een groter deel van wat in nood is.
Het gaat er niet om dat het dier de behoefde hulp volledig hoeft vrij te geven, maar waar het wel om gaat is, dat het kind of de mens een omgeving om zich heen ervaart waarin hij weet dat er genegenheid voor hem is. Dat hoeft niet de hele dag voor honderd procent, maar het besef dat het dier dichtbij en te aaien is, dat maakt een kind zelfstandiger om door moeilijke situaties heen te kunnen reizen, in het weten dat er wellicht een betere toekomst op hem wacht. Voor het kind is de bereikbaarheid op het juiste moment belangrijker dan het voortdurend om zich heen hebben van dieren. Er zijn nu eenmaal mensen die al op heel jonge leeftijd moeten leren om in eenzaamheid overeind te blijven staan. De kracht waardoor ze gelijktijdig eenzaamheid leren verduren en tussentijds voor zichzelf leren zorgen, geeft hun de ruggensteun om in die eenzaamheid te gaan doorvoelen wie ze in hun ware aard zijn. Doordat er geen ‘buiten- aankleding’ is, dienen ze de ‘binnen-kleding’ van zichzelf dieper te leren kennen en vervolgens als zelfstandig wezen in eigen formaat op te staan.
Het is aandoenlijk hoe kinderen dan met dieren gaan praten en van alles vertellen van wat ze beleefd hebben. Het is bij jonge kinderen prachtig om te zien hoe ontvankelijk en ongecensureerd ze dat doen. Dat maakt dat ze ook leren om innerlijk met zichzelf te communiceren datgene dat ze in eerste instantie nog uitbeelden naar het dier toe. Wie de eigen indrukken in de communicatie mist, mist heel veel. Dieren waarmee je kunt communiceren alsof het je beste vriendje is, maar ook volwassenen alsof het hun partner is, helpt dat de communicatie niet stopt. Je raakt dan in zelfoverweging of je ziet symbolisch een ventiel waarmee je de herinnering aan de dag loslaat. Een dagboek kan op latere leeftijd ook die gewaarwording oproepen.
Dieren voelen energieën en pakken beelden op
Dieren zijn bewuster van wat aan hen overgedragen wordt dan wat mensen vermoeden. Een doorsneemens begrijpt dat een dier niet de letterlijke woorden verstaat, maar mensen staan er vaak niet bij stil dat er tijdens het spreken beelden vrijkomen in het herinneringsvermogen, beelden die in woorden iets tot uitdrukking brengen. Dieren pakken de innerlijke beelden van mensen op en voelen als het ware wat er in hen omgaat. Er zijn diersoorten die ook heel goed het verschil in energieën in het lichaam van een mens voelen: wat het je hart doet, wat het je buik doet of wat het doet als je keel moe is. Door zich met jou te verbinden zijn ze in staat om die energieën voor een deel te herbalanceren.
Dieren worden doodmoe van kinderen die voortdurend druk gedrag vertonen en overdadig praten. Dan is het belangrijk dat opvoeders kinderen leren dat ze dan eerst uit hun eigen drukte en ‘praatgraagheid’ moeten stappen om een goed contact met dieren te krijgen. Dan kunnen kinderen zich beter eerst even gaan douchen of een bad nemen, een stukje lopen of touwtje springen, zodat die overdadige energie wegvloeit.
Veel kinderen vinden het heerlijk om een dier te berijden, maar dat houdt ook in dat ze niet altijd in staat zijn om goed in te schatten of het dier geschikt is voor het fysieke gewicht van hun lichaam. Zo zijn er peuters die op de poes willen zitten of op andere diersoorten die opeens bemand worden door een kinderlichaampje waar het dier niet sterk genoeg voor is. Volwassenen dienen er op toe te zien dat een dier niet overbelast wordt. Het kan voor een dier te veel worden als het letterlijk een ‘spring- graag’ kind op zijn rug moet nemen dat van alles aan hem beleeft. Dan kan het net te veel voor het dier worden om zich nog zonder gene aan te bieden om de comfortzone van het kind te vergroten.
Dieren zijn van nature niet gewend om in een stal te leven en ook veel honden en katten vinden het nog steeds verschrikkelijk om in een kamer opgesloten te zijn. Er zijn uitzonderingen van dieren die daar aan gewend zijn geraakt en die daar geen punt meer van maken, maar de meeste hebben een uitloopbehoefte. Dat houdt in dat bij slaapkamers waar ook ’s nachts dieren zijn, de deur altijd op een kier dient te staan.
Anders voelt hij zich opgesloten en offert meer dan hij wil. Het is vaak al voldoende als hij op de gang kan liggen of tijdelijk naar een andere ruimte kan gaan.
Verzadigd gedrag bij oudere dieren
Jonge dieren houden van spelen, maar zijn niet meer ontvankelijk voor spelgedrag omdat het te vermoeiend is. Hetzelfde geldt ook voor oudere mensen die er niet aan moeten denken om nog touwtje te gaan springen of krijgertje te spelen. Misschien kan verstoppertje met handen voor de ogen er nog wel mee door, maar het spelgenot gaat verbleken. Voor oudere dieren is dat niet anders. Dat houdt in piëteitvol zijn naar het ouder wordende dier en je realiseren -als je een ouder bent van kinderen in verschillende leeftijden- dat het spelgedrag dat het dier aanvankelijk had in zijn jongere jaren niet zomaar oproepbaar is voor een nakomertje in het gezin. Dat je dan ook beseft dat het dier daar ook zijn eigen bewegingsaard in heeft. Dat houdt in dat als je met problematische jongeren werkt of met beschadigde of mishandelende kinderen, maar dit geldt ook bij jonge kinderen in het algemeen, dat de populatie steeds aangevuld dient te worden met jonge dieren. Dieren op oudere leeftijd lijden aan verzadigd gedrag.
Vermenselijking van dieren
Veel kinderen doen kunstjes met dieren waarbij de dieren hun aanwijzingen moeten opvolgen. Ze doen aan bewustzijnsoverdracht naar dieren, omdat ze dan zichzelf als baasje van het dier mogen erkennen. Ze zijn uit op blijk van waardering van hoe goed zij dat kunnen. Veel dieren hebben hier op een gegeven moment meer dan genoeg van. Ze zien het dan lijdzaam aan dat ze het kind weer moeten bevestigen.
Maar er zijn ook volwassenen die er veel eer voor zichzelf in vinden om een dier zo af te richten dat hij kan dansen of wat dan ook kan doen. Het kunstje wordt dieren door middel van een beloning aangeleerd, een soort zoethoudertje. Door de zoethoudertjes worden dieren vermenselijkt op een manier die de diersoort tekort doet. Dit vraagt meer bewustzijn.
Er zijn maar weinig dieren die echt opgeleid moeten worden, zoals een blindengeleidehond. Al die andere dieren die ter verbetering van het zelfrespect van hun baasje opgeleid worden tot iets wat hun zelf niets brengt, voor die dieren is het belangrijk om dat niet onnodig te activeren.
Veel dieren hebben roedelgedrag. Dat houdt in dat ze in het verre verleden binnen hun soort altijd aangesproken zijn op saamhorigheidsgedrag om niet buiten de roedel te vallen, omdat dat nadelige gevolgen had voor de roedel als geheel. Dat betekent dat veel dieren die als huisdier gehouden worden, het gezin als hun roedel ervaren. Wanneer gezinsleden blijvend de deur uit gaan, kunnen die huiddieren daardoor van slag raken. Ze voelen als het ware dat er geen sprake is van een letterlijk overlijden, maar wel dat het eigen afgebakend territorium met de roedel opeens in- en uitloopgedrag vertoont, anders dan daarvoor. Bepaalde dieren kunnen dat innerlijk niet goed verwerken. Er zijn natuurlijk altijd voorbeelden van dieren die daar moeiteloos mee omgaan, vooral als deze dieren al heel lang bij de mensen leven. Afhankelijk van bijvoorbeeld het type hond en hoe lang het al gedomesticeerd is, zal je bemerken wat wel of niet roedelgevoel geeft. Eigenwijsheid bij dieren -niet in de zin van wat zijn ze wijs, maar wat doen ze anders dan wat wij willen- komt in steeds groteren getale voor bij diersoorten die al lang gedomesticeerd zijn. Het gehoorzaam blijven aan mensen raakt zo uitgerekt, dat ze willen ontsporen om zodoende weer eigen elasticiteit in zichzelf te hervinden. Dat maakt dat bepaalde hondenfokkers het steeds moeilijker hebben om hun ideale hond te creëren. In aanvang was het fokken sterk gericht op uiterlijke kenmerken en daar zijn ze al vele slagen in doorgeschoten. Nu wordt er ook gefokt op karaktereigenschappen van
het dier, bijvoorbeeld een hond die gedwee is en geschikt is voor dit of dat. Het gevolg is gecultiveerde types van een bepaald ras die hun eigenheid kwijtraken. Als mensen onkundig zijn van de ware aard van dieren, doen ze de soort daarmee buitengewoon tekort.
Inspiraties van Marieke de Vrij Juni 2014
Verslaglegging themabijeenkomst: Regine Scholten Bewerking: Wim van Oort