Het onderstaande heeft betrekking op kleine ratten die als proefdieren gebruikt worden. Marieke de Vrij: “Een kleine rat is ‘veellustig’ en sterk georiënteerd op zijn omgeving. Verder ‘richtingbezet’, m.a.w. als hij iets in zijn hoofd heeft, is hij er niet van af te brengen. De rat is georiënteerd op overlevingsbehoeften, wat maakt dat hij zich heel precies richt op dat wat bekend is en waarnaar hij weer terug kan keren, zij het soms met een naargeestig gevoel vanwege het opnieuw betreden van de oude paden. Hij voelt zich sterk overgeleverd aan de natuurlijke zaken waarmee hij in het leven te maken heeft, zoals de weersgesteldheden en verblijfsomgeving, met name wat er op de grond groeit en de materialen die er liggen. In tegenstelling tot een muis kost het hem moeite blijvend zijn natuurlijke levensstroom te volgen, omdat hij zich tussentijds laat afremmen door datgene waarmee het leven hem overvalt. Zo kan een rat overstuur raken als het 3 dagen striemend regent en, wanneer hij geen voedsel kan vinden, wordt hij meteen depressief. Dan moet er van binnenuit iets in hem gebeuren waardoor hij weer een duwtje krijgt om toch in beweging te komen, zoals bijvoorbeeld een sterk hongerig gevoel. Er is weinig nieuwsgierigheidsdrang in het dier.
‘Veellustig’ betekent dat de aanraakbaarheidsfactor heel groot is. Hij kan bij wijze van spreken kronkelen van genoegen. Het is een uitzonderlijk zinnenstrelend dier. Hij geniet ervan wanneer het zonlicht warm-strelend is en het geeft hem een behaaglijk gevoel als hij tegen een ander dier aan kan schuren of als de ondergrond zo rul is dat hij zich in kan graven. Dat is ‘veellustigheid’; het moet dus lekker voelen. Hij is vooral gericht op het willen doorgronden van de omgeving. Het doet hem ook plezier om dingen steeds te herhalen, daardoor krijgt hij een steeds dieper geworteld gevoel dat het hem goed afgaat. Een rat geniet van het dartelen van zijn nageslacht om hem heen. Hij is in letterlijke zin wat kortzichtiger van aard dan de muis, die verder weg kijkt. Hij verveelt zich graag en schept daar genoegen in, in het moment zelf.
Herhaling is voor een rat gewoontegedrag dat hem goed doet, hij ontleent er identiteit aan. Vanuit menselijk oogpunt gezien zou dat verveling zijn. Ratten zijn intelligent op het gebied van dat wat bekend is. Door de herhaling herbeleeft hij zaken, waarvan hij als het ware symbolisch ‘de smaak beter kan proeven’.
De rat is ‘veellustig’ op het gebied waarin de eenkennigheid tot zijn recht komt en waardoor hij zichzelf meer verbonden voelt met de aard van de dingen die zich om hem heen bevinden. Die verbondenheid geeft hem een bijzonder gelukzalig gevoel en het bekende kan nooit bekend genoeg voor hem zijn. Dus hij gaat steeds dieper in die doorwerking van dat wat hem behaagt. Daar komt een behoorlijk grote vruchtbaarheid uit voort, in letterlijke en figuurlijke zin.
Het is een dier dat vooral grondgericht leeft – hij zal niet gauw naar boven, naar de lucht kijken – en dat intensief contact maakt met alle ingrediënten die de aarde hem te bieden heeft.
Wat spiegelen ratten de mens?
– Het eigen maken van datgene wat al gekend is, maar diepere verkenning behoeft om het meer eigen te maken en beter te doorleven, vraagt om in herhaling aandacht schenken aan dat wat je al weet. Het versterken van goed gedrag in jezelf door de herhaling van herinneringen van dat wat je eerder al goed hebt gedaan.
– Zelfgericht aannemen wat aanwezig is, ter versterking van het behagen van jezelf, waardoor er in het algemeen een meer behaaglijke en aangenamere sfeer ontstaat.
– Zachtmoedigheid ontwikkelen en je daar moedig in scholen, ook al lijkt het je in aanvang te vervelen. Gewone dingen blijken minder gewoon te zijn. Het spreekwoord: ‘Wie het kleine niet eert, is het grote niet weerd’, slaat daarop.