Een muis is zachtaardig, nieuwsgierig, sterk georiënteerd op zijn omgeving en doortrokken van zijn eigenwaarde. Het dier is heel beweeglijk, maakt hele snelle pasjes en bochtjes, al naar gelang van wat er in de omgeving mogelijk kan gebeuren. Een muis is een snelle graver en is zich van te voren veelal bewust van het resultaat dat hij wil bereiken. Het dier is sterk gericht op lijfsbehoud en beweegt zich dan ook zo geruisloos en onopvallend mogelijk. De muis kijkt heel gericht en heeft een sterke drang om te speuren. Hij is reuk- en snuffelgevoelig. Met zijn sensitieve snorharen bepaalt hij zijn richting en verkent hij zijn omgeving. Hij is alert, op een nieuwsgierige en nerveuze manier, en lijdt daar zelf – haast trillend – ook onder.
De muis wil verder kijken dan zijn beperkte wereld en wil nieuwe horizonnen ontdekken en verkennen. Hij is geurgevoelig en sterk overprikkeld sensitief; bepaalde geuren trekken hem aan en andere stoten hem af. De muis durft ook risico’s te nemen, zelfs als dat gevaar oplevert. Het is een dier dat zich plotseling kan omkeren, bijvoorbeeld bij ritselende geluiden. Daarnaast kan hij zich letterlijk muisstil houden. Sensorisch staat hij naar alle kanten open, waardoor veel dingen zijn aandacht bereiken en hij zich laat verleiden om deze van nabij te verkennen. Zijn reuk- en gezichtsvermogen zijn sterk ontwikkeld. Het gehoor is scherp, maar dat kan hij selectief gebruiken. Bekende geluiden kan hij als minder belangrijk op de achtergrond houden, maar hij is zeer alert op afwijkende geluiden, omdat deze risicovol kunnen zijn. Zulke geluiden kan hij sterk sensorisch vergroten. Hij heeft een beweeglijk rap lijf en het gebied bij de neus en de neusgaten is zeer gevoelig. En als hij eet is het alsof zijn bekje op een malende wijze voedsel tot zich neemt.